ECLI:NL:RBDHA:2024:2935
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoekster tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van verzoekster. Op 16 januari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van verzoekster. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten en het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door haar aanvraag alsnog in te willigen, het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond kan worden toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is op 21 februari 2024 openbaar gemaakt.