ECLI:NL:RBDHA:2024:2933
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling in asielzaak na inwilligend besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die zich richtte tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had een asielaanvraag ingediend op 7 juli 2022, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Op 6 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft echter aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot proceskostenveroordeling als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier, en is op 29 februari 2024 openbaar gemaakt.