ECLI:NL:RBDHA:2024:2933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL23.35907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling in asielzaak na inwilligend besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die zich richtte tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had een asielaanvraag ingediend op 7 juli 2022, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Op 6 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft echter aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot proceskostenveroordeling als kennelijk ongegrond afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier, en is op 29 februari 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.35907
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. J.A. Pieters)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van verzoeker, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van verzoeker.
Op 6 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoeker heeft op 7 juli 2022 zijn asielaanvraag ingediend. Op 24 augustus 2022 heeft verweerder Bulgarije verzocht verzoeker op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening terug te nemen. De Bulgaarse autoriteiten hebben dit verzoek geweigerd op 5 september 2022. Verweerder heeft verzoeker op 8 september 2022 per brief meegedeeld zijn aanvraag verder te behandelen in de nationale procedure.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder per 8 september 2022 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Dat betekent dat verweerder, met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in beginsel uiterlijk op 8 maart 2023 op de aanvraag had moeten beslissen.
6. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.1 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023.
7. De asielaanvraag van verzoeker valt onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 6 december 2023 op de aanvraag had moeten beslissen. De ingebrekestelling van 25 oktober 2023 was dan ook prematuur ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet- ontvankelijk beroep.
8. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan het beroep van verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 februari 2024
Mr. R.J.A. Schaaf Rechter. A.W. van Eerden Griffier
Rechtbank Midden-Nederland, Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrif indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.
1 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
t