In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. A.W.M. van de Wouw, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar tegen de afwijzing van hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag was ingediend op 5 januari 2022 en afgewezen op 16 februari 2023. Eisers hebben op 8 maart 2023 bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar is verstreken. Eisers hebben verweerder op 8 november 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat zij op 8 december 2023 beroep hebben ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit op bezwaar te nemen en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50 en moet hij het door eisers betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.