ECLI:NL:RBDHA:2024:2915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van Pakistaanse eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2024, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, geboren op 18 augustus 1982, heeft op 31 december 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 januari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 20 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De eiser stelt dat hij lid is van de politieke partij Pakistan Tehreek-e-Insaf (PTI) en dat hij vanwege politieke tegenstand in Pakistan vreest voor zijn leven. Hij beschrijft een schietincident op 27 april 2023 en de moord op zijn vriend, die ook lid was van de PTI, als redenen voor zijn vlucht naar Nederland.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over bedreigingen en geweld. De rechtbank concludeert dat de eiser niet tot de risicogroep van mensenrechtenverdedigers behoort, omdat zijn politieke activiteiten niet voldoende zijn om aan te nemen dat hij significante kritiek op de autoriteiten heeft geuit. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3033 (beroep) en NL24.3034 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 18 augustus 1982. Hij heeft op 31 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is een terugkeerbesluit en een inreisverbod van 2 jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, T.J. Hussain als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij stelt lid te zijn van de politieke partij PTI. [1] Tijdens een bezoek aan een café op 27 april 2023 is hij met zijn vriend [naam 2] door politieke tegenstanders uitgescholden. Hij en zijn vriend scholden terug, waarop zij beschoten werden. Bij dit incident was een leider van de oppositie betrokken, genaamd [naam 1] . Enkele dagen daarna, op 2 mei 2023, is [naam 2] , eveneens lid van de PTI, doodgeschoten in opdracht van [naam 1] . Eiser is ook meerdere malen door [naam 1] bedreigd, voor het laatst op 17 december 2023. Eiser vreest daarom voor zijn leven en is naar Nederland gevlucht.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
2. Politieke overtuiging.
3. Problemen naar aanleiding van politieke activiteiten.
De eerste twee elementen heeft verweerder geloofwaardig geacht en het derde element heeft verweerder niet geloofwaardig geacht.
Wat vindt eiser?
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte het derde element niet geloofwaardig heeft geacht. Verweerder neemt ten onrechte geen causaal verband aan tussen de moord op zijn vriend en het gevaar dat hij daardoor loopt. Eiser heeft foto’s en documenten overgelegd van zijn vermoorde vriend. Hij stelt dat hij in het openbaar met hem is gezien tijdens politieke bijeenkomsten en dat er al lang een politieke vete tussen hem en [naam 1] speelde. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat hij geen mensenrechtenverdediger is die significante kritiek heeft geuit op de autoriteiten. Volgens eiser doet dat namelijk niet ter zake. Eiser verwijst daarbij naar het arrest S. tegen Nederland van het Hof. [2] Verder voert eiser aan dat het enkele feit dat hij politiek actief is voor de PTI al een vorm van significante kritiek op de autoriteiten is. Tot slot, omdat verweerder het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, kunnen ook het inreisverbod en terugkeerbesluit niet in stand blijven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Asielrelaas
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het derde element niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over het schietincident op 27 april 2023. Over de aanleiding verklaart eiser slechts dat er politieke onenigheid was die te maken had met stemmen. Ook over de beschieting zelf en de ontsnapping daarna weet eiser niet veel meer te verklaren dan dat er gescholden en geschoten is en dat hij is ontsnapt via een steegje. Verweerder heeft ongerijmd mogen achten dat eiser twee uur na het incident naar zijn eigen huis is teruggekeerd, terwijl [naam 1] weet waar hij woont. Verder heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn politieke activiteiten. Zo heeft eiser verklaard dat hij na de moord op zijn vriend op 2 mei 2023 niet meer politiek actief is geweest en tegelijkertijd heeft eiser verklaard op 9 mei 2023 nog aan een demonstratie voor [naam 3] te hebben deelgenomen. Eiser heeft hier geen afdoende verklaring voor kunnen geven. Daarnaast staat weliswaar vast dat eisers vriend is vermoord, maar niet dat hij is vermoord vanwege zijn politieke activiteiten. Eiser heeft in beroep nogmaals gesteld dat dit causale verband er wel is, maar dit standpunt niet nader onderbouwd. Verweerder heeft eiser verder kunnen tegenwerpen dat hij vaag heeft verklaard over de bedreigingen van [naam 1] , die hij enkel van horen zeggen heeft, zonder dat hij een en ander nader weet te concretiseren. Ten slotte heeft verweerder ongerijmd kunnen achten dat [naam 1] eiser acht maanden met rust heeft gelaten terwijl hij het op eiser gemunt zou hebben en ook wist waar hij woonde. Dat [naam 1] een periode in de gevangenis zat maakt dit niet anders, nu eiser ook heeft verklaard dat [naam 1] een vrij machtig persoon is binnen de partij. Ook heeft verweerder er in dit verband op kunnen wijzen dat eiser geen lid, maar enkel een sympathisant van de PTI is.
Risicogroep
6. Voor zover eiser een beroep doet op het arrest S. tegen Nederland overweegt de rechtbank dat het arrest ziet op de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas. Niet in geschil is dat eiser een politieke overtuiging heeft. Voor de beoordeling van de vraag of eiser tot de risicogroep behoort van mensenrechtenverdedigers die significante kritiek hebben geuit is het echter wel degelijk relevant of hij aan de kenmerken van die groep voldoet.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank behoort eiser niet tot bovenstaande risicogroep. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht is actief zijn voor een politieke partij onvoldoende om aan te nemen dat eiser een mensenrechtenverdediger is die significante kritiek heeft geuit. Daarnaast is er geen sprake van geringe en individualiseerbare indicaties, zoals neergelegd in het beleid van verweerder. Daarbij is van belang dat verweerder het asielrelaas van eiser op het punt van de gestelde ondervonden problemen ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Niet staat vast dat eisers vriend is omgebracht vanwege diens politieke stellingname en evenmin dat eiser daarom ook te vrezen heeft voor ernstige schade; temeer nu eiser geen lid was van de PTI.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod ook in stand blijven. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
8. Nu op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal dit verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Pakistan Tehreek-e-Insaf (Pakistan Movement for Justice).
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688.