ECLI:NL:RBDHA:2024:2915
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van Pakistaanse eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2024, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, geboren op 18 augustus 1982, heeft op 31 december 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 januari 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 20 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De eiser stelt dat hij lid is van de politieke partij Pakistan Tehreek-e-Insaf (PTI) en dat hij vanwege politieke tegenstand in Pakistan vreest voor zijn leven. Hij beschrijft een schietincident op 27 april 2023 en de moord op zijn vriend, die ook lid was van de PTI, als redenen voor zijn vlucht naar Nederland.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over bedreigingen en geweld. De rechtbank concludeert dat de eiser niet tot de risicogroep van mensenrechtenverdedigers behoort, omdat zijn politieke activiteiten niet voldoende zijn om aan te nemen dat hij significante kritiek op de autoriteiten heeft geuit. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven.