ECLI:NL:RBDHA:2024:2904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662070 / JE RK 24-356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 5 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, een meisje van vijftien jaar oud, die in een gesloten instelling geplaatst moet worden vanwege ernstige zorgen over haar ontwikkeling en veiligheid. De kinderrechter heeft eerder op 26 februari 2024 een spoedmachtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie van 26 februari tot 7 maart 2024. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om een machtiging voor een langere periode van drie maanden, omdat de minderjarige meerdere keren is weggelopen en zich in gevaarlijke situaties heeft bevonden. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2024 waren de moeder, de minderjarige en haar advocaat aanwezig, terwijl de vader niet verscheen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet volledig inziet hoe ernstig haar situatie is en dat haar veiligheid alleen gewaarborgd kan worden door plaatsing in een gesloten instelling. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de periode van 5 maart 2024 tot 5 juni 2024, met als doel de behandeling van de minderjarige te hervatten en de band met haar moeder te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662070 / JE RK 24-356
Datum uitspraak: 5 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A. Ramsoedh te Delft.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 26 februari 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie van 26 februari 2024 tot 7 maart 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 26 februari 2024;
  • de beschikking van 26 februari 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 4 maart 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige] met haar advocaat;
- de moeder.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met [minderjarige] , in het bijzijn van haar advocaat.

2.Het verzoek

2.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
2.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is meerdere keren weggelopen bij [expertisecentrum] in [plaats 1] , waardoor er grote zorgen zijn over haar veiligheid. Op 11 februari 2024 is zij wederom weggelopen, waarna zij in [plaats 2] is beland en daar ’s nachts in de auto is gestapt bij een meerderjarige man waarmee zij onveilige seks heeft gehad. De volgende dag is [minderjarige] met een andere meerderjarige man mee naar huis gegaan en heeft zij daar ruim twee weken verbleven. Het lukt op dit moment niet om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen in een open instelling. Zij heeft niet door dat zij zich in gevaarlijke situaties brengt door weg te lopen en bij vreemden te verblijven. Daarbij weigert [minderjarige] terug te gaan naar [expertisecentrum] . Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat [minderjarige] nu een week bij [instelling] verblijft. Zij lijkt daar al meer op haar gemak dan bij [expertisecentrum] . [minderjarige] ziet zelf ook in dat een gesloten plaatsing op dit moment noodzakelijk voor haar is. Er staat later op de dag een expertisetafel gepland, waarin besproken zal worden wat er nodig is om de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen. De gecertificeerde instelling vindt het in ieder geval van belang dat [minderjarige] snel weer start met behandeling en dat er wordt ingezet op de onderlinge band tussen de moeder en [minderjarige] .

3.De standpunten

3.1.
Door en namens [minderjarige] is ingestemd met het verzochte. [minderjarige] begrijpt dat anderen zich zorgen maken over haar en dat het zo niet langer door kan gaan.
3.2.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder maakt zich grote zorgen over de veiligheid van [minderjarige] . Zij overziet de gevolgen van haar daden niet. De moeder hoopt dat [minderjarige] de juiste hulp krijgt bij [instelling] .

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
4.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] , een meisje van net vijftien jaar oud. Zij is de afgelopen periode meerdere keren weggelopen van de open groep bij [expertisecentrum] . Daarbij heeft zij zichzelf in zeer gevaarlijke situaties gebracht door met onbekende, meerderjarige mannen mee te gaan en (on)veilige seks met hen te hebben. Hoewel [minderjarige] ter zitting heeft verklaard dat zij begrijpt dat anderen zich zorgen over haar maken, is de kinderrechter er onvoldoende van overtuigd dat [minderjarige] ook daadwerkelijk de ernst van de situatie inziet. [minderjarige] is een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje en er zijn terecht zorgen dat zij wederom in aanraking zal komen met mensen die geen goede bedoelingen hebben. De enige manier om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen is dan ook plaatsing in een gesloten instelling. Het is belangrijk dat de behandeling van [minderjarige] zo spoedig mogelijk wordt hervat, zodat zij weerbaarder wordt en leert inzien wat de gevolgen van haar acties zijn. Daarnaast is het belangrijk dat er wordt ingezet op het herstel van de band tussen de moeder en [minderjarige] , nu er door de gebeurtenissen van de afgelopen periode wederzijds wantrouwen en onbegrip is ontstaan.
4.3.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, waartegen geen verweer is gevoerd, verlenen en wel voor de verzochte periode van drie maanden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 5 maart 2024 tot 5 juni 2024.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 5 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.