ECLI:NL:RBDHA:2024:2903
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen op grond van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in drie samenhangende zaken (NL23.38330, NL23.38332 en NL23.38334) betreffende asielaanvragen van eisers. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder. De rechtbank heeft de beroepen van eisers behandeld tijdens een zitting op 23 februari 2024 in Breda, waar eisers niet verschenen, ondanks een bericht van verhindering. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvragen van eisers niet in behandeling zijn genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan, conform de Dublin-overeenkomst. Eisers hebben op 2 januari 2024 laten weten dat zij met onbekende bestemming zijn vertrokken en de gemachtigde van eisers heeft op 19 februari 2024 aangegeven geen actueel contact meer te hebben met hen. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eisers niet langer prijs stellen op de internationale bescherming in Nederland en dat zij geen belang meer hebben bij de inhoudelijke beoordeling van hun beroepen.
De rechtbank heeft daarom de beroepen niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.