ECLI:NL:RBDHA:2024:2896

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Marokkaanse nationaliteit. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.J. van der Woude, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 11 februari 2024 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 19 februari 2024 heeft de eiser zijn beroepsgrond ingetrokken, nadat verweerder aanvullende stukken had ingediend, waaronder het proces-verbaal van aanhouding.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van de eiser, en voor het verkrijgen van gegevens die essentieel zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring voldoende gemotiveerd waren en dat de eiser geen andere beroepsgronden had ingediend. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 februari 2024 en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.5039
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. S.J. van der Woude), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Oublal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996.
Voortraject
2. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat onduidelijk was hoe hij op 3 februari 2024 in de macht van de Nederlandse overheid was gekomen. Verweerder heeft na de zitting nog stukken geüpload, waaronder het proces-verbaal van aanhouding en het proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2024. Eiser heeft de beroepsgrond vervolgens ingetrokken. De rechtbank gaat hier verder niet op in.
De gronden van de maatregel van bewaring
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van
het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
4. Eiser heeft deze gronden niet betwist. De rechtbank oordeelt dat deze gronden afdoende gemotiveerd zijn en volstaan om de maatregel van bewaring te dragen.
Ambtshalve toetsing
5. Eiser heeft geen andere beroepsgronden tegen de maatregel van bewaring ingediend. De rechtbank ziet ambtshalve toetsend ook geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.