Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.G. Wiebes, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 10 februari 2024 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat zijn verdedigingsbelang was geschaad, omdat hij niet adequaat met zijn advocaat kon communiceren in het arrestantencomplex in Almere. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van een beperking van het verdedigingsbeginsel, dit niet automatisch leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat de belangen van de verweerder zwaarder wogen, gezien de gronden voor de bewaring, waaronder het risico op onttrekking aan toezicht en het niet voldoen aan de medewerkingsplicht van eiser.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende zicht op uitzetting naar Algerije was, ondanks de stelling van eiser dat er geen laissez-passers werden verstrekt. De rechtbank concludeerde dat verweerder voortvarend handelde en dat het beroep van eiser ongegrond was. Wel werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 februari 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.