ECLI:NL:RBDHA:2024:2892

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5091
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en verlenging van de overdrachtstermijn in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De eiser, die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 februari 2024, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdrachtstermijn op 3 juli 2023 was verlengd en dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de stelling dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde en dat er een lichter middel had moeten worden toegepast vanwege zijn psychische klachten, verworpen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.5091
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. R.P. Duijn), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Oublal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991.
De verlenging van de overdrachtstermijn
2. Eiser heeft aangevoerd dat de overdrachtstermijn niet is verlengd en dat hij daarom op de onjuiste grondslag in bewaring is gesteld. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit de processtukken blijkt dat verweerder op 3 juli 2023 de overdrachtstermijn heeft verlengd (naar 18 maanden). De beroepsgrond slaagt niet.
De gronden van de maatregel van bewaring
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal
onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
4. Eiser betwist de zware grond onder 3b. De rechtbank volgt eiser hierin niet omdat uit de printscreen uit Indigo blijkt dat eiser op 6 juni 2023 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang. De rechtbank stelt verder vast dat eiser de zware gronden onder 3a, 3d en 3k niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn.
5. De zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Daaruit volgt ook het risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. De geschilpunten over de overige gronden behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Het voortvarendheidsvereiste
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn overdracht. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting volgt dat hij op 10 februari 2024 in bewaring is gesteld. Eiser had toen nog een asielaanvraag lopen. Op 13 februari 2024 heeft hij deze asielaanvraag ingetrokken en op 14 februari 2024 is door het Dublin bureau een aankondiging overdracht gedaan aan Frankrijk. Op 14 februari 2024 is ook de vluchtaanvraag ingediend en op 15 februari 2024 is er een vluchtakkoord gekomen. Eiser vliegt op 28 februari 2024 van Amsterdam naar Toulouse en zal daar worden overgedragen aan de Franse autoriteiten.
Het lichter middel
7. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, vanwege zijn psychische/medische omstandigheden. Eiser heeft verklaard dat hij waandenkbeelden heeft, nachtmerries krijgt en zichzelf wat aandoet. Ter zitting heeft eiser daaraan toegevoegd dat hij ook last heeft van epilepsieaanvallen en geen medicatie krijgt in het DTC. Verweerder kan daarom niet volstaan met een enkele verwijzing naar de plicht van eiser om zich te wenden tot de in het DTC aanwezige medische dienst.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Verder is in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waarom in de medische/psychische situatie van eiser geen aanleiding is gezien een lichter middel op te leggen. De medische zorgverlening binnen het detentiecentrum is gelijkwaardig aan die aan de vrije maatschappij. Ook is er gespecialiseerde zorg aanwezig voor mensen met
psychische klachten, en kunnen zij eventueel overgeplaatst worden. Dat dit een standaardmotivering is, maakt niet dat dit onjuist of onvoldoende is. Verder heeft verweerder ter zitting toegezegd contact op te nemen met de regievoerder met betrekking tot eisers medicatie en epilepsie. Ook kan eiser zelf contact opnemen met de medische dienst van het DTC. Verweerder heeft in medische omstandigheden van eiser geen aanleiding hoeven zin een lichter middel toe te passen. Hierbij speelt ook een rol dat eiser eerder met onbekende bestemming is vertrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
9. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.