In deze zaak heeft de stad Antwerpen een administratieve geldboete opgelegd aan een Nederlandse ingezetene voor een overtreding van het Gemeentelijk Reglement Lage-Emissiezone Antwerpen. De boete van € 350,- werd opgelegd omdat de gedaagde op 11 juni 2020 met een voertuig dat niet voldeed aan de emissienormen in de Lage Emissiezone van Antwerpen was. De stad vorderde betaling van de boete via de Nederlandse rechter op basis van onrechtmatige daad. De kantonrechter te Den Haag oordeelde dat hij bevoegd was op grond van de Brussel I-bis Verordening, omdat de gedaagde in Nederland woonde. De kantonrechter moest Belgisch recht toepassen, aangezien de onrechtmatige daad in België had plaatsgevonden.
Tijdens de procedure voerde de gedaagde verweer aan, onder andere dat hij al zes boetes had betaald en dat hij een betalingsregeling had getroffen met de gemachtigde van de stad. De kantonrechter oordeelde dat de stad onvoldoende bewijs had geleverd voor de schade en de hoogte daarvan, wat essentieel is voor de vordering op basis van onrechtmatige daad. De kantonrechter wees de vordering van de stad af en veroordeelde de stad in de proceskosten van de gedaagde.
Het vonnis benadrukt de noodzaak voor de eiser om alle elementen van de onrechtmatige daad te onderbouwen, inclusief de schade en het causaal verband. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. C.W.D. Bom op 5 maart 2024.