ECLI:NL:RBDHA:2024:288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en informatieplicht van de staatssecretaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Roemeense nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 december 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. Tijdens de zitting op 2 januari 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet op de juiste wijze in kennis is gesteld van de redenen van zijn inbewaringstelling, zoals vereist door artikel 5.3, eerste lid, derde zin van het Vreemdelingenbesluit 2000. Ondanks dit gebrek oordeelt de rechtbank dat de inbewaringstelling niet onrechtmatig is, omdat de belangen die met de maatregel zijn gediend zwaarder wegen dan het geconstateerde gebrek. Eiser was op de hoogte van de redenen van zijn inbewaringstelling, mede door de inzet van een tolk.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 januari 2024 en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.40224
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Akkas),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2024 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen C.A. Colceru. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Roemeense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1982.
Uitreiking van de maatregel van bewaring
2. Eiser stelt dat artikel 5.3, eerste lid, derde zin van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is geschonden, omdat eiser op het moment dat hij in bewaring is gesteld niet schriftelijk in een taal die hij verstaat op de hoogte is gebracht van de redenen van zijn inbewaringstelling. Dit is een gebrek, daarom moet er een belangenafweging plaatsvinden. De belangenafweging moet in het voordeel van eiser uitvallen.
3. De rechtbank overweegt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van 15 november 20231 overwogen dat uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin van het Vb volgt dat de informatie genoemd in die bepaling
schriftelijk in een taal die de vreemdeling verstaat moet worden gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de staatssecretaris dit in het geval van eiser heeft gedaan. De staatssecretaris heeft bij het uitreiken van de maatregel van bewaring aan eiser weliswaar een informatiefolder uitgereikt in de Roemeense taal, maar niet is gebleken dat deze folder de redenen van zijn inbewaringstelling bevatten en de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, alsook de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen vermeld staan. Dat aan eiser een folder is uitgereikt in de Roemeense taal is niet voldoende. De staatssecretaris heeft daarom niet (volledig) voldaan aan zijn uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin van het Vb voortvloeiende informatieplicht. Hierdoor is er sprake van een gebrek.
4. De rechtbank is echter van oordeel dat dit gebrek niet maakt dat de daaropvolgende inbewaringstelling onrechtmatig is, nu de ernst van het gebrek niet opweegt tegen de belangen die met de inbewaringstelling zijn gediend. Voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring is aan eiser – met behulp van een tolk in de Roemeense taal – meegedeeld op welke gronden de maatregel van bewaring aan hem is opgelegd. De rechtbank leidt hieruit af dat hij bij de uitreiking al op de hoogte was van de redenen van zijn inbewaringstelling. Verder is aan eiser wel kosteloze rechtsbijstand toegekend en heeft zijn advocaat ook overleg met hem gehad en namens hem kort na het opleggen van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser wel in staat is gesteld om rechtsmiddelen effectief in te stellen tegen de maatregel van bewaring en dat niet is gebleken dat hij in zijn belangen is geschaad. De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 10 van de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023. De beroepsgrond slaagt niet.
Bewaringsgronden
5. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden onder 3b en 3c en de lichte grond onder 4a heeft betwist. Daartoe voert eiser aan dat de beschikking van 4 juli 2023 waarin staat dat hij geen rechtmatig verblijf meer heeft op grond van het Unierecht in strijd met artikel 30, eerste, tweede en derde lid van Richtlijn 2004/38/EG niet rechtsgeldig aan eiser is uitgereikt. De beschikking is niet schriftelijk op een zodanige wijze uitgereikt dat eiser kennis heeft kunnen nemen van de inhoud en de gevolgen van de beschikking. Omdat de beschikking niet rechtsgeldig is uitgereikt, is de vertrektermijn nog niet verstreken en heeft eiser zich dus niet aan het toezicht onttrokken. Dat eiser niet eerder een rechtsgeldige
beschikking heeft gekregen waaruit zijn plicht om Nederland te verlaten blijkt betekent ook dat hij geen melding had hoeven doen van zijn onrechtmatig verblijf in Nederland.
7. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden onder 3b en 3c en de lichte grond onder 4a feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. In het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2023 staat dat aan eiser een beschikking is uitgereikt waarin staat dat hij geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland op grond van het Unierecht. Bij het uitreiken van deze beschikking is de beschikking uitgelegd, met behulp van een tolk in de Roemeense taal. Eiser wilde niet tekenen voor de beschikking, maar de beschikking is wel aan eiser overhandigd. Dat eiser niet wilde tekenen, komt voor zijn eigen rekening en risico. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit dit proces-verbaal dat de beschikking van 4 juli 2023 in overeenstemming met artikel 30 van Richtlijn 2004/38/EG aan eiser is uitgereikt op 23 oktober 2023. Eiser was er dus van op de hoogte dat hij geen rechtmatig verblijf meer had in Nederland. Eiser heeft zich sinds 23 oktober 2023 niet meer gemeld bij de politie of de IND. Omdat eiser niet heeft voldaan aan zijn meldplicht, hij niet is vertrokken terwijl aan hem wel een beschikking was uitgereikt waaruit blijkt dat hij geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland en hij geen melding heeft gedaan van zijn onrechtmatig verblijf in Nederland, kunnen de zware gronden onder 3b en 3c en de lichte grond onder 4a aan de maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd.
8. De zware gronden onder 3b en 3c en de lichte grond onder 4a zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te dragen. Hieruit blijkt ook dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
9. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.1 Op grond van de stukken en wat op zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. ECLI:EU:C:2022:858.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.