Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Ambtshalve toetsing
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Cetinkaya-Ahmad, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 2 januari 2024 was genomen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 januari 2024, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. D. Berben.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er een significant risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De eiser betwistte de gronden voor de maatregel niet, maar voerde aan dat hij geen documenten had omdat deze gestolen waren en dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat er een risico op onttrekking bestond.
De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de zware gronden voor de maatregel feitelijk juist waren. De rechtbank oordeelde ook dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de medische situatie van de eiser, die verward was, en dat er geen aanleiding was om een lichter middel op te leggen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.