6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft een verstandelijk beperkte en dove vrouw verkracht. Hij heeft het slachtoffer, dat hij ogenschijnlijk willekeurig had gekozen, gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen in haar eigen woning in een woonlocatie voor mensen met een verstandelijke beperking. De rechtbank acht dit een grove schending van haar persoonlijke levenssfeer, omdat dit bij uitstek een plek is waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige en onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit kwetsbare slachtoffer. Dat het slachtoffer door haar beperkingen kwetsbaar was, moet de verdachte ook direct duidelijk zijn geweest bij hun eerste contact, mede door het communiceren via gebarentaal, maar dat heeft hem niet van zijn handelen weerhouden. De verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeften en niet voor de nadelige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
Het is algemeen bekend dat verkrachting voor slachtoffers een schokkende, beangstigende en vernederende gebeurtenis is, die langdurige psychische en emotionele schade tot gevolg kan hebben. Dat geldt in het bijzonder bij kwetsbare slachtoffers, zoals in dit geval. Het slachtoffer functioneert cognitief op het niveau van een vijf- à zesjarig kind. Dat de impact op het slachtoffer groot is blijkt uit de verschillende verklaringen die zij heeft afgelegd. Zij vond het bijzonder moeilijk om te vertellen wat er was gebeurd en om te kunnen bevatten wat haar precies was overkomen. Bovendien blijkt uit haar eerste verklaringen hoe hevig zij geëmotioneerd was door wat de verdachte heeft gedaan. Dat de verdachte bij hoog en bij laag volhoudt dat de seksuele handelingen met het slachtoffer consensueel waren en dat het slachtoffer een vrouw zonder beperkingen is, althans dat hem nergens uit bleek dat zij een beperking had, baart de rechtbank bijzonder veel zorgen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen. De verdachte heeft in een fysiotherapiepraktijk en een tennisclub pinpassen gestolen en heeft daarmee meermaals contactloos betalingen gedaan. Dit zijn feiten die voor de slachtoffers financiële schade en veel hinder veroorzaken. De verdachte heeft zich hierbij slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 februari 2024, waaruit blijkt dat hij op 12 oktober 2021 en 22 maart 2022 is veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verder is de verdachte op 23 december 2021 veroordeeld voor diefstal uit een woning en is hij in het verleden vaker veroordeeld voor diverse diefstallen. De rechtbank weegt dit als strafverhogend mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia Triple rapportage, opgemaakt in het kader van dagvaarding I door dr. D.J. Vinkers, psychiater, drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, F. Jonker, klinisch neuropsycholoog, en E. Strijks, neuroloog. Zij concluderen dat er bij de verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), dat hij neurocognitieve beperkingen heeft en antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. Hierdoor is hij erg impulsief, geneigd om egocentrische keuzes te maken en gericht op zijn eigen lustbevrediging. Hij kan de intenties van anderen niet goed inschatten of hij interpreteert deze zoals het hem het beste uitkomt. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van de bewezen verklaarde verkrachting en er is volgens de psycholoog en de psychiater vermoedelijk sprake geweest van enige doorwerking van de stoornissen in de verkrachting. Geadviseerd wordt om de verdachte de verkrachting in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies over en legt dit ten grondslag aan haar oordeel dat de bij dagvaarding I bewezen verklaarde verkrachting de verdachte verminderd kan worden toegerekend. Dit heeft een matigende werking op de op te leggen straf. De bij dagvaarding II bewezen verklaarde diefstallen kunnen naar het oordeel van de rechtbank volledig aan de verdachte worden toegerekend. De rechtbank acht noch op basis van voormelde rapportage, noch anderszins aannemelijk dat de stoornissen van de verdachte zijn gedragingen ten tijde van die feiten hebben beïnvloed. Ofschoon de impulsiviteit van de verdachte hier ook een rol zou kunnen hebben gespeeld, acht de rechtbank aannemelijk dat het plegen van deze feiten in hoofdzaak is ingegeven door zijn financiële positie.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin geldt als uitgangspunt voor verkrachting met een beperkte mate van dwang een gevangenisstraf van 24 maanden. De aard van de seksuele gedraging en de daarmee gepaard gaande mate van inbreuk op de lichamelijke integriteit kunnen aanleiding zijn van het uitgangspunt naar beneden of naar boven af te wijken. In dit geval gaat het om penetratie met een vinger, wat doorgaans geldt als minder ernstig dan penetratie met een geslachtsdeel. Daar staat tegenover dat het hier gaat om een zeer kwetsbaar slachtoffer, dat in haar eigen woning is verkracht. Die omstandigheden weegt de rechtbank als ernstig strafverhogend mee. Als uitgangspunt voor zakkenrollerij – waar de bij dagvaarding II bewezen verklaarde diefstallen van de pinpassen aan doen denken – geldt bij recidive een gevangenisstraf van twee maanden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De oplegging van een maatregel
De psycholoog schat het risico op recidive, wanneer de verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij, in als hoog. De psycholoog bemerkt dat bij de verdachte sprake is van een zorgelijke ontwikkeling met betrekking tot seksuele grensoverschrijdingen. De verdachte is twee keer eerder veroordeeld voor ontucht en hij is seksueel ontremd en grensoverschrijdend tijdens de gesprekken met de psycholoog. Vanwege de complexe psychopathologie, de doorwerking daarvan in de bewezen verklaarde verkrachting en het hoge risico op recidive, is er sprake van een behandelnoodzaak en wordt een langdurige intensieve behandeling van belang geacht. De verdachte kent een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis. Eerdere behandelingen in een strafrechtelijk kader zijn onvoldoende geslaagd. De verdachte was niet altijd behandeltrouw en bij hem ontbreekt probleem- en ziektebesef. De psycholoog acht het daarom van belang dat de behandeling van de verdachte in een stevig kader wordt vormgegeven. Indien de verdachte wil meewerken aan behandeling schat de psycholoog in dat tbs met voorwaarden zal volstaan, waarbij gestart wordt met een klinische opname. Problematisch is echter het gebrek aan ziektebesef en -inzicht, waardoor de vraag is of hij daadwerkelijk zal meewerken.
Ook de psychiater schat het recidiverisico in als hoog. De verdachte heeft vanaf adolescentie gedragsproblemen. Hij heeft problemen op meerdere leefgebieden, is heel vaak met justitie in aanraking gekomen – de laatste jaren ook voor aanranding – en hij bevond zich nog in een proeftijd met toezicht door de reclassering. Hij heeft geen stabiel bestaan en hij laat zich leiden door zijn impulsen. Hij ervaart geen spijt, heeft weinig ziekte-inzicht en houdt behandeling en begeleiding af. Er is nauwelijks een steunsysteem en hij ervaart geen enkele vorm van eigen verantwoordelijkheid. Hij is niet goed op zijn gedrag aan te spreken. Volgens de psychiater zou de verdachte baat hebben bij een rustige, klinische omgeving, waar hij onder toezicht wordt ingesteld op medicatie. Mede gezien het hoge risico op recidive, adviseert de psychiater om de verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. Met deze maatregel kan er worden ingegrepen bij therapieontrouw of grensoverschrijdend gedrag. Het is de psychiater nog niet helemaal duidelijk of de verdachte bereid is om zich aan de voorwaarden te houden, maar hij verwacht dat de verdachte “eieren voor zijn geld” zal kiezen. De psychiater acht het niet aannemelijk dat een vrijblijvende (ambulante) behandeling, ook niet met bijzondere voorwaarden, gaat leiden tot een structurele verbetering van de situatie van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Er is sprake van een misdrijf, te weten verkrachting, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van vier jaar of meer. Ten tijde van het begaan van dat misdrijf bestond bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld. Uit de hiervoor aangehaalde rapportage blijkt immers dat er bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico, dat een langdurige en intensieve behandeling noodzakelijk is om dat risico te verlagen en dat die behandeling niet in een ander kader dan tbs kan plaatsvinden.
De rechtbank zal dan ook de tbs-maatregel opleggen. De vraag is vervolgens of die maatregel moet worden opgelegd met voorwaarden, zoals door de psycholoog en de psychiater is geadviseerd, of met verpleging van overheidswege, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.
Zowel de psycholoog als de psychiater heeft kanttekeningen geplaatst bij de bereidheid van de verdachte om zich te committeren aan eventueel op te leggen voorwaarden. Dat geldt ook voor de reclassering, in het maatregelrapport van 7 november 2023. De reclassering heeft twijfels of de verdachte een voorwaardelijk traject zal kunnen volbrengen, omdat hem dit in het verleden niet gelukt, het hem aan besef lijkt te ontbreken waarvoor hij behandeld dient te worden en ook intrinsieke motivatie voor behandeling ontbreekt. De reclassering heeft daarom “hardgrondige twijfels” of tbs met voorwaarden wel een haalbaar en passend kader is voor de verdachte. Wellicht kan het striktere kader van de tbs met voorwaarden, en de bijbehorende consequenties als hij zich niet conformeert aan de voorwaarden, de verdachte de extrinsieke motivatie kunnen bieden die hij nodig heeft. Als dit niet het geval blijkt te zijn, dan waarborgt een omzetting naar tbs met dwangverpleging in ieder geval alsnog de beoogde doelen van behandeling, begeleiding en beveiliging om zo ook de veiligheid van de samenleving, aldus de reclassering.
De verdachte heeft zowel tegenover de reclassering als ter terechtzitting verklaard dat hij zich aan voorwaarden wil houden. Daarover bevraagd door de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij wil dat de reclassering hem helpt met een “nieuw huis” en met “rustig oud worden”.
De rechtbank heeft geen vertrouwen dat de verdachte zich zal kunnen en willen committeren aan eventueel te stellen voorwaarden. De verdachte heeft geen ziektebesef en ziekte-inzicht en zijn intrinsieke motivatie voor een behandeling ontbreekt. Hij lijkt alleen praktische hulp te willen. Daarbij komt dat het hem eerder niet is gelukt om zich te houden aan voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. De rechtbank is er niet van overtuigd dat de verdachte zich wél aan voorwaarden zou houden als de dreiging van alsnog verpleging van overheidswege hem boven het hoofd zou hangen. Hem in zoverre het voordeel van de twijfel gunnen, zoals de gedragsdeskundigen en de reclassering hebben gedaan, acht de rechtbank onverantwoord, gelet op het hoge recidiverisico en de ernst van het delict.
Aangezien tbs met voorwaarden geen passend kader is en gezien de noodzaak van behandeling om het recidiverisico terug te brengen, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank zal dan ook die verpleging bevelen.
De tbs-maatregel met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten verkrachting. De totale duur van de op te leggen maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.