ECLI:NL:RBDHA:2024:2832
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 30 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is.
De rechtbank onderzoekt of het beroep ontvankelijk is. Verweerder heeft op 14 februari 2024 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming uit Nederland is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 22 februari 2024 aangegeven momenteel geen contact meer te hebben met eiser. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft een vreemdeling die zelfstandig is vertrokken zonder contact met zijn gemachtigde, geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde en prijs stelt op de bescherming in Nederland.
Gelet op deze rechtspraak en het bericht van de gemachtigde van eiser, neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Aangezien er uitspraak is gedaan in het beroep en er geen connexiteit meer is, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening ook niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening eveneens niet-ontvankelijk.