ECLI:NL:RBDHA:2024:2830
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit WIA-uitkering ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A. Spek, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 augustus 2022, waarin werd vastgesteld dat zij met ingang van 1 juli 2022 geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. Eiseres stelde dat haar fysieke en psychische toestand te optimistisch was ingeschat en dat de verzekeringsarts onvoldoende had gemotiveerd waarom haar klachten niet als beperkingen konden worden aangemerkt. Ze voerde aan dat ze gediagnostiseerd was met posttraumatische stressstoornis (PTSS) na de datum in geding, maar dat de beperkingen al eerder aanwezig waren.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De primaire verzekeringsarts had dossierstudie verricht en eiseres fysiek en psychisch onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend had gemotiveerd en dat er geen nieuwe medische objectieve onderbouwing was voor verdergaande beperkingen op de datum in geding. De rechtbank concludeerde dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van eiseres vielen en dat er geen reden was om de geschiktheid van deze functies in twijfel te trekken.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij vergoeding van proceskosten of griffierecht af. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Meeder, in aanwezigheid van griffier mr. I. Ince, en is openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.