ECLI:NL:RBDHA:2024:2828
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank onderzoekt of het beroep ontvankelijk is. Verweerder heeft op 2 februari 2024 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming uit Nederland is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 7 februari 2024 aangegeven momenteel geen contact meer te hebben met eiser. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een vreemdeling die zelfstandig is vertrokken zonder contact met zijn gemachtigde, geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Gezien deze rechtspraak en het bericht van de gemachtigde van eiser, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien er uitspraak is gedaan in het beroep en er geen connexiteit meer is, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.