ECLI:NL:RBDHA:2024:2816
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met psychische klachten en schrijnende omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Algerijnse eiser. De eiser had op 29 november 2019 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd in 2020 niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht. Na een periode in België en Zwitserland werd hij op 20 december 2023 aan Nederland overgedragen. De eiser heeft in zijn asielaanvraag van 21 december 2023 gesteld dat hij thuis te maken had met geweld van zijn vader en dat hij in Algerije geen kansen had om een beter leven op te bouwen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat er volgens hem geen relevante elementen waren die duiden op vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 februari 2024, maar de eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is, omdat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn psychische klachten en de omstandigheden in Algerije niet als schrijnend zijn aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.