ECLI:NL:RBDHA:2024:281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.40226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen onrechtmatige ophouding en vaststelling identiteit en nationaliteit van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van de eiser, die op 23 december 2023 om 23.48 uur was overgenomen op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De ophouding eindigde op 24 december 2023 om 12.35 uur. Eiser, die stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn, heeft beroep ingesteld tegen de ophouding en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 januari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Eiser betoogde dat zijn ophouding onrechtmatig was, omdat deze op een onjuiste wettelijke grondslag was gebaseerd. Hij stelde dat zijn identiteit en nationaliteit al waren vastgesteld tijdens het strafrechtelijke traject en dat de ophouding op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw had moeten plaatsvinden. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet vaststonden op het moment van overname uit het strafrecht. Eiser beschikte niet over een identiteitskaart of ander document dat zijn identiteit en nationaliteit kon bevestigen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de juiste procedure had gevolgd door de identiteit en nationaliteit van eiser te onderzoeken, en dat de gegevens die eiser had opgegeven in het strafrechtelijke traject niet zonder meer konden worden aangenomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.40226
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Akkas), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Eiser is op 23 december 2023 om 23.48 uur overgenomen en opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De ophouding is geëindigd op 24 december 2023 om 12.35 uur.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de ophouding en heeft daarbij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2024 op een zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992.
2. Eiser stelt dat er sprake is van een onrechtmatige ophouding, omdat deze op een onjuiste wettelijke grondslag is gebaseerd. Zijn ophouding had namelijk niet op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw moeten plaatsvinden maar op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw. Zijn identiteit en nationaliteit zijn tijdens het strafrechtelijke traject immers al vastgesteld. Daarbij komt dat de gegevens van eiser die bekend waren tijdens het strafrechtelijke traject één op één zijn overgenomen door de vreemdelingenpolitie.
3. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet vast stonden op het moment dat eiser werd overgenomen en opgehouden vanuit het strafrechtelijke traject. Eiser had geen
identiteitskaart of ander document waaruit zijn identiteit en nationaliteit blijkt. De staatssecretaris hoeft niet uit te gaan van de gegevens die eiser zelf in het strafrechtelijke traject opgeeft en mocht deze opgegeven gegevens laten onderzoeken en controleren door de vreemdelingenpolitie. De vreemdelingenpolitie heeft de identiteit en nationaliteit van eiser verder onderzocht door het maken van gezichtsopnamen en het afnemen van vingerafdrukken van eiser. Dit onderzoek leverde echter geen resultaten op, reden waarom de identiteit en nationaliteit die eiser in het strafrechtelijke traject heeft opgegeven zijn overgenomen door de vreemdelingenpolitie. Gezien het vorenstaande heeft de staatssecretaris eiser terecht opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ook geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.