ECLI:NL:RBDHA:2024:2807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
NL23.33294 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet en voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Kroatië

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een opposant verzet heeft ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 5 januari 2024, waarin zijn asielaanvraag ongegrond werd verklaard. De opposant, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. V. Senczuk, heeft tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 19 oktober 2023 beroep ingesteld. In de eerdere uitspraak was de rechtbank van mening dat het beroep kennelijk ongegrond was, en heeft zij zonder zitting uitspraak gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Tijdens de zitting op 20 februari 2024 heeft de opposant zijn bezwaren tegen de eerdere uitspraak toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij graag een zitting wilde om zijn ervaringen in Kroatië te delen. Hij was het niet eens met het oordeel van de hoogste bestuursrechter over het interstatelijk vertrouwensbeginsel en voerde aan dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien er een overdracht gepland stond voor 21 februari 2024.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de opposant grotendeels een herhaling waren van het eerdere beroep en dat er geen reden was om anders te oordelen dan in de uitspraak van 5 januari 2024. De rechtbank concludeerde dat een zitting de uitkomst niet zou hebben veranderd en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33294 V (verzet) en NL24.4702 (voorlopige voorziening)
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de (voorzieningen)rechter van 20 februari 2024 in de zaken tussen

[opposant] , opposant, verzoeker (hierna: opposant),

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 19 oktober 2023 (het bestreden besluit) op zijn asielaanvraag beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 5 januari 2024 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Verder heeft opposant een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
De rechtbank heeft het verzet op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Opposant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Kana.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de (voorzieningen)rechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1.1.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. Opposant is het hier niet mee eens en is in verzet gekomen.
Wat vindt opposant?
2. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 januari 2024 aan dat hij graag een zitting wilde, zodat hij kon verklaren over wat hij heeft meegemaakt in Kroatië. Ook is opposant het niet eens met het oordeel van de hoogste bestuursrechter dat ten aanzien van Kroatië uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [1] Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening voert opposant aan dat er sprake is van spoedeisend belang omdat er een overdracht gepland staat voor 21 februari 2024.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Verzet ziet op de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van – in dit geval – het beroep van opposant. Dit betekent dat de beoordeling van de rechtbank in verzet beperkt is tot de vraag of er terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan moet de rechter het verzet gegrond verklaren zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.
3.1.
Wat opposant in verzet heeft aangevoerd is grotendeels een herhaling van het beroep en is geen reden om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan in de uitspraak van 5 januari 2024. Het betoog van opposant komt erop neer dat hij het niet eens is met de uitspraak en ter zitting nog wilde verklaren over de slechte behandeling die hij in Kroatie heeft ondergaan en over zijn visie op voormelde uitspraak van de Afdeling over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel ontstaan over de uitkomst van het beroep. De rechtbank oordeelt dat een zitting in deze zaak de uitkomst niet anders zou hebben gemaakt. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
3.2.
Nu er uitspraak is gedaan op het verzet is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2024 door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.