ECLI:NL:RBDHA:2024:2782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
NL 24.6642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke terugkeerbesluit voor een vreemdeling met tijdelijke bescherming

Op 4 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een vreemdeling tegen een terugkeerbesluit van 21 februari 2024. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Heilbron, verzocht om een voorlopige voorziening omdat hij tijdelijke bescherming genoot onder Richtlijn 2001/55/EG. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk gegrond was en besloot zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter overwoog dat de rechtbank bevoegd is om een voorlopige voorziening te treffen wanneer er beroep is ingesteld tegen een besluit en er onverwijlde spoed vereist is. In deze zaak was er sprake van een terugkeerbesluit dat de vreemdeling betreft, die onder de bescherming van de genoemde richtlijn valt. De voorzieningenrechter concludeerde dat er een redelijke kans van slagen was voor het beroep in de hoofdzaak, die op 7 maart 2024 behandeld zou worden door een meervoudige kamer.

Daarom werd het verzoek toegewezen, waarbij de vreemdeling als zodanig behandeld moest worden tot vier weken na de beslissing op het beroep. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.6642
[V-Nummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , hierna: de vreemdeling

(gemachtigde: mr. J.M.M. Heilbron),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de vreemdeling tegen het terugkeerbesluit van 21 februari 2024. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk gegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk gegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit beroep is ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
3. Deze zaak gaat over de oplegging van een terugkeerbesluit aan een vreemdeling die tijdelijke bescherming genoot onder Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft een soortgelijke zaak verwezen naar een meervoudige kamer ter verdere behandeling. Die zaak zal op 7 maart 2024 op zitting worden behandeld.
4. Gelet op de omstandigheid dat de rechtbank het beroep in die zaak op een meervoudige kamer zal behandelen, kan aan het beroep in deze zaak een redelijke kans van slagen niet worden ontzegd. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om het verzoek toe te wijzen in die zin, dat de vreemdeling dient te worden behandeld als een vreemdeling die (nog) onder de werking van Richtlijn 2011/55/EG valt, in ieder geval tot vier weken nadat op het beroep, connex aan dit verzoek, is beslist.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt de vreemdeling ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Verweerder moet dit betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,-, omdat de gemachtigde van de vreemdeling een verzoekschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe in die zin dat de vreemdeling dient te worden behandeld als een vreemdeling die (nog) onder de werking van Richtlijn 2011/55/EG valt, in ieder geval tot vier weken nadat op het beroep is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot het betalen van de proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B. de Boer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L. Verkoeijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.