ECLI:NL:RBDHA:2024:2781
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardigheid van identiteit en asielrelaas
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2024, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 2003, diende op 28 december 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 12 januari 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 2 februari 2024. De eiser stelt dat hij problemen heeft met een criminele bende in Algerije, die zijn broer heeft vermoord, en dat hij hierdoor moest onderduiken.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en herkomst van de eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is vanwege tegenstrijdige verklaringen en het ontbreken van documentatie ter ondersteuning van zijn claims. De rechtbank wijst erop dat de eiser verschillende namen, geboortedata en nationaliteiten heeft opgegeven, wat zijn geloofwaardigheid ondermijnt. De staatssecretaris had bovendien het recht om de eiser een rust- en voorbereidingstermijn te onthouden, gezien de inconsistenties in zijn verklaringen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State.