ECLI:NL:RBDHA:2024:2764
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, van Syrische nationaliteit, op 10 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 31 juli 2023. Eiseres heeft vervolgens op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft besloten dat de staatssecretaris alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar heeft in het bijzonder rekening gehouden met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen. Daarom is de termijn verlengd naar acht weken.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.