ECLI:NL:RBDHA:2024:2754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40472
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser had op 15 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 28 december 2023 door de staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2024 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser stelde dat hij in Tunesië problemen ondervond na het afleggen van een getuigenverklaring en dat hij onterecht was veroordeeld tot een gevangenisstraf. De staatssecretaris achtte de problemen van eiser niet geloofwaardig en concludeerde dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden had gedaan. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij in Tunesië moest vrezen voor strafrechtelijke vervolging of dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën viel. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat Tunesië niet als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt en dat hij eerst de bescherming van de Tunesische autoriteiten moest inroepen voordat hij asiel in Nederland kon aanvragen. De beroepsgronden van eiser werden verworpen, en het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag en het inreisverbod in stand blijven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40472

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Tunesische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 15 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 28 december 2023 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting desgevraagd geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen nadere stukken over te leggen.
1.2.
Bij bericht van 14 februari 2024 heeft eiser aangegeven geen nader bewijs over te leggen. Vervolgens hebben partijen toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft het onderzoek op 21 februari 2024 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de asielaanvraag op goede grond is afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook beoordeelt de rechtbank of er op goede grond een vertrektermijn aan eiser is onthouden en aan hem een inreisverbod van twee jaar is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en de afgewezen asielaanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt in Tunesië problemen te hebben wegens het afleggen van een getuigenverklaring over hoe [naam 2] een vrachtwagenchauffeur voor de deur van een winkel heeft beroofd. Eiser is vervolgens zelf ten onrechte veroordeeld voor een gevangenisstraf tot één jaar en drie maanden. Ook worden eiser en zijn familie door [naam 2] bedreigd.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen na het afleggen van een getuigenverklaring.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond, maar gaat in deze procedure wel uit van de door eiser genoemde persoonsgegevens en acht deze geloofwaardig. De staatssecretaris acht de problemen na het afleggen van een getuigenverklaring; dat eiser onterecht zou zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf tot één jaar en drie maanden en dat eiser en zijn familie worden bedreigd door [naam 2] , niet geloofwaardig. Eiser heeft volgens de staatssecretaris een onwaarschijnlijke gang van zaken beschreven, summiere verklaringen afgelegd en ook tegenstrijdig verklaard over de redenen van vertrek naar Nederland. Verder acht de staatssecretaris van belang dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaringen.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser kan terugkeren naar Tunesië. Hierbij acht de staatssecretaris van belang dat Tunesië als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën valt. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Tunesië jegens hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat er voor hem geen mogelijkheid bestaat om hiertegen de bescherming van de autoriteiten van Tunesië in te roepen. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.
Gehoor
6. Eiser voert aan dat de besluitvormingsprocedure onzorgvuldig is verlopen en het bestreden besluit daarom niet deugdelijk is. Eiser heeft tijdens het gehoor bij de Vreemdelingenpolitie niet over zijn problemen durven te verklaren, omdat hij in zijn land een groot wantrouwen heeft gekregen jegens de politie. Ook heeft eiser geen correcties en aanvullingen op dit gehoor kunnen indienen, omdat het proces-verbaal niet tijdig aan hem of zijn gemachtigde ter beschikking is gesteld als gevolg van een storing in het advocatenportaal van de IND. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een screenshot overgelegd.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank treft deze beroepsgrond geen doel. Eiser heeft niet duidelijk gemaakt welke correcties op dit gehoor hij had willen maken en in hoeverre deze correcties tot een andere beoordeling van zijn asielaanvraag hadden moeten leiden. Daartoe overweegt de rechtbank dat aan eiser ook in het nader gehoor afgelegde tegenstrijdige verklaringen zijn tegengeworpen, los van zijn verklaringen ten overstaande van de Vreemdelingenpolitie. Dat eiser niet zou hebben durven verklaren tegenover de Vreemdelingepolitie, zoals hij zelf aangeeft, komt bovendien voor zijn rekening en risico. Ook blijkt uit geen enkel medisch stuk dat eiser geen juiste verklaringen zou hebben kunnen afleggen.
Is Tunesië in zijn algemeenheid een veilig land van herkomst?
7. Eiser betoogt dat Tunesië in het algemeen niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eiser verwijst naar het Amnesty International Report 2022/23. [2] Eiser meent dat uit deze informatie blijkt dat de mensenrechten in Tunesië niet worden gerespecteerd. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom Tunesië desondanks toch wordt aangemerkt als veilig land van herkomst.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De rechtbank stelt in dit verband eerst vast dat Tunesië in het Landgebonden beleid is aangewezen als veilig land van herkomst. [3] De rechtbank overweegt dat voor de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst als norm geldt dat er in het desbetreffende land algemeen gezien en op duurzame wijze geen vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] plaatsvindt. [5] Bij de beoordeling of aan deze norm wordt voldaan, moet de staatssecretaris de rechtstoestand van het land, de algemene politieke omstandigheden en de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel betrekken. De staatssecretaris moet de juridische en feitelijke situatie in het land onderzoeken en acht slaan op de politieke omstandigheden. [6]
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat Tunesië in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. De staatssecretaris heeft in dit kader mogen verwijzen naar de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst van 8 juni 2023, waarin is geconcludeerd dat Tunesië, met uitzondering van een aantal groepen, nog steeds als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. [7] Uit de bijlage bij deze herbeoordeling blijkt dat de staatssecretaris op basis van de in rechtsoverweging 7.1. genoemde criteria tot deze conclusie is gekomen. Bij de herbeoordeling heeft de staatssecretaris ook het door eiser genoemde rapport van Amnesty International betrokken. Eiser heeft verder naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de staatssecretaris de genoemde rapporten niet op deugdelijke wijze zou hebben betrokken bij zijn oordeel dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Eisers enkele stellingen daartoe, zijn in dit verband niet voldoende.
Is Tunesië in het geval van eiser een veilig land van herkomst?
8. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris ten onrechte de door hem naar voren gebrachte problemen na het afleggen van de getuigenverklaring, te weten de onterechte strafrechtelijke veroordeling en de bedreigingen door [naam 2] , niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser stelt dat hij met voldoende details en concreet over de gehele gang van zaken heeft verteld. In beroep heeft eiser ter onderbouwing kopieën van een dagvaarding, een getuigenverklaring en een hoger beroepschrift overgelegd. Verder voert eiser aan dat hij in Tunesië geen bescherming kan krijgen tegen de bedreigingen bij de politie of andere autoriteiten. Eiser stelt zich op het standpunt dat nu zijn asielrelaas geloofwaardig moet worden geacht, het aannemelijk is dat hij bij terugkeer het reële risico loopt om te worden onderworpen aan martelingen dan wel onmenselijke of vernederende behandelingen, zoals verboden bij artikel 3 van het EVRM. Het opgelegde inreisverbod is hierdoor volgens eiser ook niet gerechtvaardigd.
8.1.
Ter zitting heeft de staatssecretaris ten aanzien van de door eiser in beroep overgelegde documenten opgemerkt dat de documenten slechts kopieën betreffen waardoor deze niet op echtheid kunnen worden gecontroleerd. Verder acht de staatssecretaris het opvallend dat de dagvaarding geen geboortedatum bevat en dat in de dagvaarding staat beschreven dat eiser de zoon van [naam 3] zou zijn, terwijl hij zelf heeft verklaard dat zijn vader [naam 4] heet. Ook heeft de staatssecretaris gewezen op het feit dat de dagvaarding van 4 november 2020 is, terwijl eiser heeft verklaard dat hij op 30 juni 2020 Tunesië heeft verlaten als gevolg van de dagvaarding. Verder acht de staatssecretaris het opvallend dat eiser enkel het hoger beroepschrift heeft overgelegd en niet een ontvangstbevestiging van het ingestelde hoger beroep. Hierdoor is het niet duidelijk of er daadwerkelijk hoger beroep is ingesteld. Verder heeft de staatssecretaris er op gewezen dat in het hoger beroepsschrift wordt gesproken over een celstraf van één jaar, terwijl eiser zelf heeft verklaard over een celstraf van één jaar en drie maanden. Tot slot acht de staatssecretaris het opvallend dat het cruciale document, namelijk de strafrechtelijke veroordeling van eiser, niet door eiser is overgelegd. De staatssecretaris stelt zich daarom op het standpunt dat de overgelegde documenten het asielrelaas en de door eiser gestelde vrees bij terugkeer niet aannemelijk maken.
8.2.
De rechtbank stelt vast dat in de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst van 8 juni 2023 personen die met een strafrechtelijke vervolging te maken krijgen, als uitzonderingsgroep zijn aangemerkt. Het gaat hierbij niet om iedere persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd, maar om personen die concreet aannemelijk kunnen maken dat zij met strafvervolging te maken kunnen krijgen en daarbij aannemelijk kunnen maken geen toegang te hebben tot daadwerkelijke rechtsmiddelen. Gelet op de door de staatssecretaris ter zitting genoemde omstandigheden en de summiere en tegenstrijdige verklaringen tijdens het gehoor, heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte niet aannemelijk geacht dat eiser in Tunesië moet vrezen voor een strafrechtelijke vervolging. Ook heeft de staatssecretaris niet ten onrechte de bedreigingen door [naam 2] niet aannemelijk geacht vanwege tegenstrijdige verklaringen van eiser op dit punt. Daarnaast heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij onder een van de andere uitzonderingsgroepen valt. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat Tunesië in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt of dat Tunesië zijn verdragsverplichtingen ten aanzien van hem niet zal nakomen. Dat brengt met zich mee dat van eiser verwacht mag worden dat hij eerst de bescherming van de Tunesische autoriteiten inroept, voordat hij bescherming van Nederland in de vorm van asiel kan verlangen. Niet is gebleken dat de Tunesische autoriteiten deze bescherming niet kunnen of willen bieden.
8.3.
Nu eiser niet concreet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Tunesië strafrechtelijke vervolging te vrezen heeft en eiser ook voor het overige niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor hem geen veilig land van herkomst is, slaagt eisers beroep op artikel 3 van het EVRM niet. Ook eisers betoog ten aanzien van het aan hem opgelegde inreisverbod slaagt, gelet op voorgaande, niet.

Conclusie en gevolgen

9. Eisers beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond en het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod in stand blijven. Dat betekent dat eiser Nederland moet verlaten. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.40473.
2.Amnesty International Report 2022/23, The state of the world’s human rights, p. 366 t/m 368.
3.Zie bijlage 13 behorend bij artikel 3.37f, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000.
4.Het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
5.Zie bijlage I van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2023/32/EU).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474, r.o. 3.4.1.
7.Zie de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 8 juni 2023 met bijlage, Kamerbrief over herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië.