In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser had op 15 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 28 december 2023 door de staatssecretaris afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2024 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser stelde dat hij in Tunesië problemen ondervond na het afleggen van een getuigenverklaring en dat hij onterecht was veroordeeld tot een gevangenisstraf. De staatssecretaris achtte de problemen van eiser niet geloofwaardig en concludeerde dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden had gedaan. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij in Tunesië moest vrezen voor strafrechtelijke vervolging of dat hij onder een van de uitzonderingscategorieën viel. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat Tunesië niet als veilig land van herkomst kon worden aangemerkt en dat hij eerst de bescherming van de Tunesische autoriteiten moest inroepen voordat hij asiel in Nederland kon aanvragen. De beroepsgronden van eiser werden verworpen, en het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag en het inreisverbod in stand blijven.