ECLI:NL:RBDHA:2024:2717
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
Op 23 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL24.3341 en NL24.3343. De verzoekers, een gezin bestaande uit een vader, moeder en hun minderjarige kind, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft eerder besloten om de aanvragen van verzoekers niet in behandeling te nemen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening.
De verzoekers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 13 februari 2024, waarbij de verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, F. van Dijk, en een tolk, E. Battaloglu. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. C.J. Ohrtmann.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de aanverwante zaken NL24.3340 en NL24.3342, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig is. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op 23 februari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.