ECLI:NL:RBDHA:2024:2715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/09/660304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 februari 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], geboren in 2009. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de machtiging aanvraagt in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die zich in een onhoudbare thuissituatie bevindt. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie is zo problematisch dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek en staat achter de uithuisplaatsing, die volgens haar de enige oplossing is voor de problematiek.

De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de recente escalaties in de thuissituatie, het gedrag van [minderjarige] en de impact op de gezondheid van de moeder. De kinderrechter heeft ook de positieve ontwikkeling van [minderjarige] in de huidige opvang bij [instelling] in aanmerking genomen. De beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen is genomen met het oog op de noodzaak van een veilige opvoedsituatie voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 29 december 2024, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/660304 / JE RK 24-130
Datum uitspraak: 6 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 23 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op 5 februari 2024 - in het bijzijn van zijn coach Mohammed - een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De kinderen zijn erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft op vrijwillige basis bij [instelling] .
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 29 december 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 29 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 29 december 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] staat op de wachtlijst voor het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek bij Middin. De verwachting was dat hij hier in het eerste kwartaal van 2024 terecht zou kunnen. Inmiddels is het in de thuissituatie niet meer houdbaar om hierop te wachten. De afgelopen weken hebben steeds vaker escalaties in de thuissituatie plaatsgevonden. [minderjarige] blowde veel, stelde zich fysiek agressief op en luisterde naar niemand meer. Daarnaast ging hij niet meer naar school. Op het moment dat hij hierop werd gewezen in de thuissituatie, resulteerde dit in boosheid en fysieke incidenten. De stress die met deze situatie gepaard gaat heeft zijn weerslag op de fragiele gezondheid van de moeder. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] beschermd wordt tegen verdere agressie en zich in een veilige opvoedsituatie bevindt. [minderjarige] was tot begin januari 2024 niet bereikbaar voor de jeugdbeschermer. Daarnaast ontweek [minderjarige] het contact met de coach. De gecertificeerde instelling heeft [minderjarige] voor meerdere plekken aangemeld, waaronder gezinshuizen en kleinschalige groepen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aanvullend naar voren gebracht dat [minderjarige] sinds afgelopen week bij een kleinschalige behandelgroep van [instelling] verblijft. Daarnaast wordt ook ingezet op individuele behandeling. De behandeldoelen zijn naar de Waag doorgezet en het persoonlijkheidsonderzoek zal op korte termijn worden afgenomen door Middin. Gelet op de forse problematiek en de kwetsbare gezondheidstoestand van de moeder is de gecertificeerde instelling van mening dat thuisplaatsing zowel op de korte als de langere termijn niet in het belang van [minderjarige] is. De komende periode wordt dit verder onderzocht en zal de mening van de moeder hierin ook worden meegenomen. De gecertificeerde instelling spreekt verder de hoop uit dat de individuele coaches van [minderjarige] bij hem betrokken kunnen blijven.

4.De standpunten

Door de moeder is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Ook heeft de moeder ter zitting desgevraagd verklaard dat zij geen bijstand van een advocaat wenst in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand. Hoewel zij de situatie graag anders had gezien en [minderjarige] het liefst thuis wil hebben, ziet zij een uithuisplaatsing als enige oplossing om een verandering in de situatie te brengen. De moeder heeft naar voren gebracht dat [minderjarige] vooralsnog goed meewerkt met zijn plaatsing bij [instelling] . Daarnaast denkt zij dat deze plek passend kan zijn voor [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt dat er al langere tijd ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige] . Er is sprake van een onhoudbare thuissituatie. [minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag, zijn schoolgang is gestagneerd en hij onttrekt zich aan het gezag van zijn ouders. In de afgelopen periode zijn deze zorgen verder toegenomen en hebben er regelmatig fysieke en verbale escalaties plaatsgevonden in de thuissituatie. [minderjarige] heeft in zijn jonge leven al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Het is zeer begrijpelijk dat [minderjarige] zich daar machteloos en boos over voelt. De kinderrechter vindt het belangrijk dat er rust gecreëerd wordt in de thuissituatie. Sinds [minderjarige] bij [instelling] verblijft, laat hij een prille positieve ontwikkeling zien. Ook de moeder ziet in dat [minderjarige] hier voor nu op zijn plek zit en zij staat achter deze plaatsing. Het is van belang dat de plaatsing bij [instelling] wordt voortgezet, zodat [minderjarige] vanuit een rustige en stabiele situatie kan starten met de benodigde hulpverlening. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat [minderjarige] zich met alle hulp – waaronder de inzet van zijn coaches – zal blijven inzetten voor behandeling en positieve stappen gaat zetten in zijn ontwikkeling. Hoewel [minderjarige] pas sinds kort bij Veerkracht verblijft, zal de komende periode - gelet op de forse problematiek - niet op thuisplaatsing wordt ingezet. De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] op een plek zo dicht mogelijk bij de moeder verblijft, nu zijn moeder een belangrijke rol speelt in zijn leven. De kinderrechter wijst het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing daarom toe voor de verzochte duur.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 6 februari 2024 tot 29 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 1 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.