ECLI:NL:RBDHA:2024:2703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
NL23.36905
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op grond van kennelijk ongegrond lidmaatschap IPOB

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. De eiser had zijn aanvraag op 23 oktober 2023 ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 november 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 31 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de eiser zijn lidmaatschap van de Indigenous People of Biafra (IPOB) niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser had documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn lidmaatschap, waaronder een brief van IPOB Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat deze documenten niet voldoende zijn om het lidmaatschap te bevestigen. De staatssecretaris had eerder al vastgesteld dat de informatie die eiser had aangeleverd in een eerdere procedure niet geloofwaardig was en dat de nieuw ingebrachte documenten niet tot een andere conclusie leiden.

Daarnaast is het beroep van eiser tegen de verlenging van de vreemdelingenbewaring niet ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van dit beroep. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.36905

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Hij heeft de aanvraag op 23 oktober 2023 ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 16 november 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, de gemachtigde van eiser, S. Egei als tolk, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd: de beroepsgronden.
Voorgeschiedenis
4. Eiser is afkomstig uit Nigeria. Hij heeft op 4 oktober 2000 onder vermelding van een andere identiteit en nationaliteit een asielaanvraag ingediend. Eisers asielaanvraag is afgewezen en in 2005 is eiser naar Nigeria vertrokken.
5. Tijdens die asielprocedure heeft eiser in Nederland [naam ex-partner] ontmoet. Op 23 november 2005 heeft eiser een aanvraag voor een mvv [1] ingediend voor ‘verblijf bij partner [naam ex-partner] ’. De mvv is verleend en met ingang van 23 mei 2006 is aan eiser een verblijfsvergunning verleend onder dezelfde beperking. In 2009 eindigde de relatie tussen eiser en [naam ex-partner] . Bij besluit van 13 juli 2009 is eisers aanvraag om wijziging van de beperking van zijn verblijfsvergunning naar ‘voortgezet verblijf’ ingewilligd vanaf 1 juli 2009. Hierna heeft eiser op 15 november 2011 een verzoek ingediend om naturalisatie tot Nederlander. Bij Koninklijk Besluit van 5 april 2012 is aan eiser het Nederlanderschap verleend. Bij besluit van 26 oktober 2015 is eisers Nederlanderschap ingetrokken, omdat eiser zowel in de toelatingsprocedure als bij zijn naturalisatieverzoek relevante feiten heeft verzwegen. Eisers beroep tegen de intrekking van zijn Nederlanderschap is bij uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 september 2017 [2] ongegrond verklaard. Die uitspraak is door de Afdeling [3] in hoger beroep bevestigd. Een aanvraag van eiser voor verlenging van zijn verblijfsvergunning is door de staatssecretaris ook afgewezen.
6. Op 1 augustus 2023 heeft eiser wederom asiel gevraagd. Eiser heeft aan die asielaanvraag – onder meer – ten grondslag gelegd dat hij sinds 2017 lid is van IPOB [4] en dat hij vreest voor problemen bij terugkeer naar Nigeria. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag afgewezen, onder meer omdat eiser het lidmaatschap niet had aangetoond. Het beroep van eiser tegen de afwijzende beschikking van 13 augustus 2023 is door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, op 22 september 2023 ongegrond verklaard. Tegen de uitspraak van 22 september 2023 is geen hoger beroep aangetekend.
Het asielrelaas
7. Eiser heeft bij zijn huidige, opvolgende asielaanvraag documenten overgelegd ter nadere onderbouwing van zijn IPOB-lidmaatschap. Het gaat met name om een brief van IPOB Nederland, ondertekend door [naam deputy] , van 13 september 2023, waarin wordt bevestigd dat eiser actief lid is van IPOB, en dat vanwege zijn betrokkenheid bij IPOB er risico’s zijn voor zijn leven en gezondheid. Eiser heeft verklaard dat hij zich afvraagt of de rechtbank wel goed naar het document heeft gekeken [5] .
Het bestreden besluit
8. De staatssecretaris heeft de ingebrachte bewijsstukken beoordeeld en heeft vastgesteld dat de brief van 13 september 2023 dezelfde informatie bevat als de brief die was ingebracht in de voorgaande beroepsprocedure en waarvan in rechte vast is komen te staan dat deze, samen met de ongeloofwaardige verklaringen, niet het lidmaatschap van eiser van IPOB onderbouwt. Bovendien is het een kopie van het origineel en kan deze niet beoordeeld worden op originaliteit. De staatssecretaris heeft geconcludeerd dat de nieuw ingebrachte brief niet leidt tot een andere beoordeling met betrekking tot het eerder ongeloofwaardig geachte lidmaatschap van IPOB. De staatssecretaris heeft de opvolgende asielaanvraag om die reden afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. In het bestreden besluit is tevens opgenomen dat de vreemdelingenbewaring op grond van artikel 59b, derde lid, Vw, met ten hoogste drie maanden wordt verlengd. De staatssecretaris heeft daartoe overwogen dat eiser zijn asielaanvraag enkel heeft ingediend om uitzetting uit te stellen of te verijdelen.

Beroepsgronden

10. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Eiser stelt dat hij lid is van IPOB en hij vindt dat hij dat voldoende heeft aangetoond met de brief van IPOB Nederland. Eiser heeft in beroep nog aanvullende informatie ingebracht: een brief van [naam deputy] , Deputy European Rep. Biafra Liaison NL van 23 november 2023, een e-mail van [naam deputy] van 21 november 2023, en een ‘memorandum’ van 10 november 2023 van [naam minister] , Esq., M.B.A., Minister of Foreign Affairs and Diplomacy van de Biafra Republic Government in Exile (BRGIE). Ook in deze stukken wordt het lidmaatschap van eiser van IPOB bevestigd. In de e-mail wordt tevens vermeld dat eiser onlangs een genereuze donatie van 200 USD heeft gedaan.
11. Het beroep is tevens gericht tegen de verlenging van de bewaringsmaatregel. Eiser stelt zich op het standpunt dat dat besluit met geen enkel argument is onderbouwd.
Verlenging bewaring
12. De rechtbank stelt vast dat ingevolge artikel 94, zevende lid, van de Vw tegen een besluit tot verlenging van een vrijheidsbenemende maatregel slechts beroep open staat als het gaat om een besluit tot verlenging als bedoeld in artikel 59, zesde lid of artikel 59b, vijfde lid van de Vw. Nu de beroepsgrond zich richt tegen een besluit tot verlenging als bedoeld in artikel 59b, derde lid van de Vw, is de rechtbank niet bevoegd daarvan kennis te nemen.
IPOB-lidmaatschap
13. In de vorige asielprocedure is in rechte komen vast te staan dat eiser zijn IPOB-lidmaatschap niet aannemelijk heeft gemaakt. Naast tegenstrijdige verklaringen over het maken van foto’s op een bijeenkomst van IPOB en de publicatie van die foto’s heeft eiser geen document overgelegd dat zijn gestelde lidmaatschap onderbouwt. Over een in die procedure ingebracht document heeft de rechtbank geoordeeld dat dit eisers verklaringen over het lidmaatschap niet alsnog geloofwaardig maakt:

“Dit document betreft een kopie, er zit geen identiteitsbewijs bij van de opsteller van het document, uit het stuk wordt niet duidelijk of het op basis van eigen waarneming is vastgesteld dat eiser lid is van de IPOB of dat dit is opgeschreven omdat eiser zelf zegt dat hij lid is.”

14. Hetzelfde moet worden vastgesteld voor de documenten die eiser in het kader van zijn opvolgende aanvraag heeft overgelegd. Het zijn kopieën van documenten, eiser heeft geen identiteitsbewijs overgelegd van de schrijfster [naam deputy] en uit de stukken blijkt niet of wordt verklaard vanuit eigen waarneming of dat dit op verzoek van eiser is gebeurd. Eiser heeft ook geen lidmaatschaps- of stewardkaart overgelegd, waarvan hij wel heeft verklaard dat hij die bezit. De stelling van eiser in beroep, dat in de overgelegde stukken wordt bevestigd dat eiser contributie betaalt, is ook niet juist. In de overgelegde email van 21 november 2023 is slechts vermeld dat eiser een eenmalige donatie heeft gedaan. Een eenmalige donatie zegt niets over lidmaatschap of daadwerkelijke betrokkenheid bij een organisatie.
15. De staatssecretaris heeft kunnen concluderen dat de nieuw ingebrachte informatie niet leidt tot een andere beoordeling dan in de vorige asielprocedure met betrekking tot het gestelde IPOB-lidmaatschap.
16. De staatssecretaris heeft de opvolgende aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

17. De rechtbank is niet bevoegd kennis te nemen van het beroep tegen de verlenging van de bewaring. Het beroep voor zover gericht tegen de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag is ongegrond.
18. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep voor zover gericht tegen de verlenging van maatregel van bewaring;
 verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.machtiging tot voorlopig verblijf
2.zaaknummer UTR 17/957
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Indigenous People of Biafra
5.rapport gehoor opvolgende aanvraag 7 november 2023, p. 4