Op 1 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken van verzoekers, een gezin van Russische nationaliteit, die een voorlopige voorziening vroegen na de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. D. van Elp, hebben op 23 januari 2024 hun zaak behandeld gekregen, waarbij ook een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvragen op 4 augustus 2023 zijn afgewezen en dat verzoekers beroep hebben ingesteld tegen deze besluiten.
De voorzieningenrechter heeft op 1 maart 2024 uitspraak gedaan en geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat de beroepen gegrond zijn verklaard. Hierdoor zijn de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken als één zaak beschouwd en heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, gebaseerd op de ingediende verzoekschriften en de zitting.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier mr. Y. van Wijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers.