ECLI:NL:RBDHA:2024:2667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40200 en NL23.40202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 6 februari 2024, zijn de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag met de bestreden besluiten van 22 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens hem verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gehanteerd, wat inhoudt dat hij mag uitgaan van de veronderstelling dat andere EU-lidstaten, zoals Spanje, zich aan het Unierecht houden. Eisers voerden aan dat er problemen zijn met de opvang van asielzoekers in Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om deze argumenten te volgen, aangezien er geen structurele tekortkomingen zijn aangetoond die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen.

Daarnaast werd het belang van de minderjarige kinderen van eisers besproken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris het belang van de kinderen voldoende had betrokken bij zijn besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen recht hebben op een verblijfsvergunning in Nederland en dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40200 en NL23.40202
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer], en
[eiseres], V-nummer: [V-nummer], Mede namens de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1],V-nummer: [V-nummer], en,
[minderjarige 2],V-nummer: [V-nummer], en,
[minderjarige 3],V-nummer: [V-nummer], gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. Y. Izgi), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met de bestreden besluiten van
22 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een
andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat er problemen zijn met de opvang van asielzoekers in Spanje. Eiser verwijst daartoe naar het AIDA-rapport over Spanje, update 2022. Eiser stelt dat er in het algemeen een tekort aan opvangplaatsen is. Verder wijst eiser naar een artikel van ‘The Independent’ van 4 september 20202 en van ‘The Guardian’ van 3 september 2020,3 waarin het gaat over een groep Syrische vluchtelingen die op grond van de Dublinverordening zijn overgedragen van Engeland naar Spanje en niet werden toegelaten tot de asielprocedure. Tot slot heeft eiser nog gewezen op een situatie in juni 2022 bij de enclave in Melilla, waar 2000 mensen probeerden de grens naar Spanje over te steken.4
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het Unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.5 Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake in het geval dat de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.6
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit recent nog geoordeeld in haar uitspraak van 20 juli 2023.7 In deze uitspraak heeft de Afdeling ook het AIDA-rapport, update 2022, waar eiser naar verwijst, meegewogen en geoordeeld dat dat rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvang van asielzoekers in Spanje dan al eerder naar voren is gekomen in het AIDA-rapport, update 2021. Ook de artikelen waar eiser naar heeft verwezen geven geen blijk van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Spanje. De artikelen van ‘The Independent’ en ‘The Guardian’ zijn verouderde bronnen. Dit gaat over een enkele situatie die zich in 2020 afspeelde en waarvan de context verder onduidelijk is. Op basis van deze artikelen kan aldus niet de conclusie getrokken worden dat er sprake is van structurele problemen of dat verweerder daar verder onderzoek naar moet doen. Daarnaast heeft de Afdeling in de eerdergenoemde uitspraak geoordeeld dat ten aanzien van Spanje nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Verder zien de artikelen
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2 https://www.independent.co.uk/news/world/europe/syrian-asylum-seekers-homeless-spain-home- office-a9705181.html.
3 https://www.theguardian.com/uk-news/2020/sep/03/we-dont-know-what-to-do-asylum-seekers- flown-to-spain-by-home-office.
4 Zie bijvoorbeeld het artikel van reliefweb van 29 juni 2022, https://reliefweb.int/report/morocco/moroccospain-horrific-migrant-deaths-melilla-border-enar.
5 Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, Arrest Jawo, par. 81.
6 Arrest Jawo, par. 91-92.
over de grensproblematiek bij de enclave in Melilla op een andere situatie dan die van eisers. In het geval van eisers hebben de Spaanse autoriteiten het claimverzoek geaccepteerd op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. Eisers hebben dus, anders dan de vreemdelingen bij de enclave bij Melilla, door het expliciete claimakkoord toestemming van de Spaanse autoriteiten om het grondgebied te betreden. Met dit expliciete claimakkoord garanderen de Spaanse autoriteiten ook dat zij de asielverzoeken van eisers in behandeling zullen nemen en dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eisers toch problemen ervaren tijdens hun asielprocedure, is het aan hen om hierover bij de (hogere) Spaanse autoriteiten te klagen. Niet is gebleken dat dit voor eisers bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
belang van de kinderen
8. Eisers voeren verder aan dat de staatssecretaris het belang van de minderjarige kinderen onvoldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. De ouders hebben gedwongen één van de kinderen moeten achterlaten in Libië. Eisers hebben voor Nederland gekozen, omdat gezinshereniging hier beter is geregeld dan in Spanje. Als eisers naar Spanje moeten terugkeren zullen zij langer gescheiden zijn van hun kind in Libië. Dit valt enorm zwaar voor alle kinderen.
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het belang van de kinderen voldoende heeft betrokken in het bestreden besluit. Voor zover gezinshereniging makkelijker zou zijn in Nederland dan in Spanje, is de rechtbank van oordeel dat de Dublinverordening niet is bedoeld als route waarlangs gezinshereniging kan plaatsvinden.8 Als de staatssecretaris op deze grond de hardheidsclausule zou toepassen, ondermijnt dit het Dublinsysteem. Verder heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit terecht gemotiveerd dat het in het belang van de minderjarige kinderen, waar de besluitvorming op ziet, is om bij de ouders te blijven. Er zijn verder ook geen aanwijzingen dat het voor het welzijn en sociale ontwikkeling van de kinderen noodzakelijk is om een asielprocedure in Nederland te doorlopen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
8 Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:563.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.