Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 2],V-nummer: [V-nummer], en,
[minderjarige 3],V-nummer: [V-nummer], gezamenlijk: eisers,
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 6 februari 2024, zijn de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag met de bestreden besluiten van 22 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens hem verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eisers als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gehanteerd, wat inhoudt dat hij mag uitgaan van de veronderstelling dat andere EU-lidstaten, zoals Spanje, zich aan het Unierecht houden. Eisers voerden aan dat er problemen zijn met de opvang van asielzoekers in Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om deze argumenten te volgen, aangezien er geen structurele tekortkomingen zijn aangetoond die het interstatelijk vertrouwensbeginsel zouden ondermijnen.
Daarnaast werd het belang van de minderjarige kinderen van eisers besproken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris het belang van de kinderen voldoende had betrokken bij zijn besluitvorming. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen recht hebben op een verblijfsvergunning in Nederland en dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 februari 2024.