ECLI:NL:RBDHA:2024:2660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag met het bestreden besluit van 27 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen volgens hem verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag onzorgvuldig is gebeurd. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen Dublin aanmeldgehoor heeft plaatsgevonden, wat volgens haar noodzakelijk was om haar bezwaren tegen de overdracht naar Polen te kunnen uiten. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet de vereiste informatiebrochure heeft verstrekt, waardoor eiseres niet adequaat is geïnformeerd over haar rechten en de procedure. Dit zorgvuldigheidsgebrek heeft geleid tot een onjuiste behandeling van haar aanvraag.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De staatssecretaris wordt opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de bevindingen van de rechtbank. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar gemaakt op 16 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.40371
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. J. Hemelaar),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
27 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Polen volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om overname gedaan. Polen heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5. Eiseres voert aan dat ten onrechte geen Dublin aanmeldgehoor heeft plaatsgevonden. Op 19 augustus 2023 heeft een gewoon aanmeldgehoor plaatsgevonden. Halverwege dit gehoor heeft de gehoormedewerker aangegeven dat besproken moet worden of het een Dublingehoor wordt, maar daarop is geen beslissing gekomen. Eiseres heeft zich ook niet kunnen voorbereiden op een Dublin aanmeldgehoor. Op pagina 6 van het gehoor wordt gevraagd:
“Bevatten uw bezwaren elementen die u liever niet in deze samenstelling, dus met een vrouwelijke medewerker en een mannelijke tolk, naar voren brengt?”Eiseres antwoordt:
“Ja.”De gehoormedewerker hervat vervolgens het gehoor. Vervolgens geeft eiseres op pagina 8 aan dat er nog meer zaken gebeurd zijn, maar dat zij het zich niet kan herinneren. De gehoormedewerker eindigt het gehoor zonder daar iets mee te doen. Deze werkwijze is onzorgvuldig, aldus eiseres.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3.109c, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) moet de staatssecretaris de vreemdeling zo spoedig mogelijk horen over de mogelijkheid van toepassing van artikel 30 van de Vw. De vreemdeling wordt tevens gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. Voor zover het aanmeldgehoor, bedoeld in artikel 3.108d, zesde lid, van het Vb al een aanvang heeft genomen, wordt dit gehoor voortgezet en aangemerkt als een gehoor als hiervoor benoemd. In beginsel kan de staatssecretaris een gewoon aanmeldgehoor beginnen en later voortzetten als een Dublin aanmeldgehoor, zodra blijkt dat mogelijk een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. In dit geval is dit niet op de juiste wijze gebeurd en de rechtbank legt dat hierna uit.
7. Uit artikel 4, van de Dublinverordening volgt dat informatiebrochures moeten worden uitgereikt ‘zodra een verzoek om internationale bescherming in een lidstaat is ingediend.’ Uit artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening volgt dat het Dublin aanmeldgehoor bedoeld is om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen en dat het de mogelijkheid biedt voor de verzoeker om de overeenkomstig artikel 4 van de Dublinverordening verstrekte informatie juist te begrijpen. Op grond van artikel C1/2.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) verstrekt de staatssecretaris, zodra er concrete aanwijzingen zijn dat een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, aan de vreemdeling de informatiebrochure ‘Deel B: De Dublinprocedure-informatie voor personen die om internationale bescherming verzoeken en zich in een Dublinprocedure bevinden, conform artikel 4 van de Dublinverordening.’ Als de folder tijdens het gehoor wordt uitgereikt, wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld de brochure te lezen.
8. De rechtbank is van oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldigheidsgebrek kleeft. Uit het verslag van het aanmeldgehoor blijkt dat eiseres brochure A voorafgaand aan het gehoor heeft ontvangen. Nergens volgt uit dat aan eiseres brochure B is verstrekt. Nu niet is gebleken dat brochure B aan eiseres is verstrekt, heeft het gehoor niet het doel kunnen dienen waarvoor het is bedoeld. Gelet daarop is het onduidelijk of de staatssecretaris volledig inzicht heeft verkregen in de belangen en bezwaren van eiseres voordat het bestreden besluit is genomen. Dit omdat aan eiseres door deze handelswijze de mogelijkheid is ontnomen om haar argumenten tegen overdracht naar Polen op zodanige wijze naar voren te brengen dat de procedure jegens haar mogelijk een andere afloop had kunnen hebben. Daarbij vindt de rechtbank tevens van belang dat eiseres tijdens het gehoor heeft aangegeven dat zij bezwaren heeft tegen de samenstelling van de
gehoormedewerker en tolk en dat vervolgens niet is gebleken dat daar iets mee is gedaan. Dit geldt tevens voor de opmerking van eiseres dat er nog meer zaken zijn gebeurd die zij zich op dat moment niet meer kan herinneren en dat het slechter zal gaan bij terugkeer naar Polen. Uit het verslag volgt niet dat daar op is doorgevraagd. Eiseres geeft vervolgens aan dat zij een afspraak wil met een therapeut. De gehoormedewerker neemt waar dat eiseres emotioneel wordt en verwijst haar door naar GZA voor hulp, waarna het gehoor wordt beëindigd. Dit alles leidt tot de conclusie dat eiseres is benadeeld door het zorgvuldigheidsgebrek.
9. De stelling van de staatssecretaris dat eiseres in de zienswijze en in beroep voldoende gelegenheid heeft gekregen om haar bezwaren alsnog kenbaar te maken, volgt de rechtbank niet. Eiseres had tijdens het gehoor de bovengenoemde informatie moeten ontvangen, waarna zij haar bezwaren en belangen tijdens het gehoor voldoende kenbaar had kunnen maken. Voorts had haar daartoe ook voldoende gelegenheid moeten worden geboden door te acteren op de bezwaren die tegen de samenstelling naar voren werden gebracht en door nader in te gaan op wat er werd verklaard. De beroepsgrond slaagt.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. De overige door eiseres aangevoerde beroepsgronden behoeven hierdoor geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Dat betekent dat de staatssecretaris eiseres aanvullend moet horen en een nieuw besluit dient te nemen. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor een termijn van twee weken.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal
€ 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 27 december 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.