ECLI:NL:RBDHA:2024:2652
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 15 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. T. Bruinsma, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris heeft op 5 januari 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 9 januari 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk geen opvang heeft gekregen en dat hij niet kan worden overgedragen zonder dat de staatssecretaris zich ervan vergewist dat hij opvang zal krijgen. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet heeft aangetoond dat het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk zodanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met de mensenrechten. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het AIDA-rapport, waaruit blijkt dat de situatie in Frankrijk niet wezenlijk is veranderd.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag door de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 25 januari 2024. Eiser kan binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.