Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op grond van de Dublinverordening, waarbij Spanje als verantwoordelijk land werd aangewezen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 22 februari 2024, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend in het beroepschrift van 18 januari 2024, ondanks herhaalde verzoeken om dit te doen. De rechtbank heeft eiser de gelegenheid gegeven om de gronden van beroep in te dienen, maar tot het sluiten van het onderzoek ter zitting zijn deze gronden niet ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat er geen verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding en dat het digitale dossier geen bijzondere feiten of omstandigheden bevat die een andere conclusie rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, wegens het ontbreken van beroepsgronden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt.