ECLI:NL:RBDHA:2024:2639
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Woensel, had een asielaanvraag ingediend die op 9 januari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tegen deze afwijzing had verzoeker beroep ingesteld, maar daarnaast vroeg hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij tijdens de behandeling van het beroep in Nederland kon blijven en opvang kon behouden.
De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er op dezelfde dag in een andere zaak (NL24.1072) uitspraak is gedaan op het beroep dat verband houdt met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien de uitspraak in die zaak is gedaan, is er geen noodzaak meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.