ECLI:NL:RBDHA:2024:2617
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 februari 2024 niet in behandeling genomen, omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres, van Moldavische nationaliteit, heeft op 8 december 2023 een asielaanvraag ingediend. Ze stelt dat haar beide dochters beroep hebben ingesteld tegen hun overdrachtsbesluiten en vraagt om aanhouding in afwachting van de behandeling van die beroepen. Eiseres vreest dat Duitsland haar verzoek niet in bescherming zal nemen, omdat ze eerder een asielaanvraag in Duitsland heeft ingediend die is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De Duitse autoriteiten hebben bovendien gegarandeerd dat het asielverzoek van eiseres in behandeling zal worden genomen.
De rechtbank concludeert dat Nederland niet verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiseres, ook niet vanwege de gestelde afhankelijkheid van haar schoonzoons. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.