ECLI:NL:RBDHA:2024:2614
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep tegen afwijzing Wlz-indicatie wegens gebrek aan procesbelang
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 14 april 2022 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het CIZ heeft bij het bestreden besluit van 19 oktober 2022 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 behandeld, waarbij de dochter van eiser en de gemachtigden van zowel eiser als het CIZ aanwezig waren.
De rechtbank heeft ambtshalve de vraag gesteld of eiser nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Het CIZ heeft namelijk op 7 augustus 2023 een Wlz-indicatie verstrekt aan eiser, waartegen hij geen bezwaar heeft gemaakt. Dit besluit is daarmee onherroepelijk geworden. De rechtbank concludeert dat een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit alleen betrekking kan hebben op de periode van 14 maart 2022 tot en met 19 oktober 2022, en dat eiser geen belang meer heeft bij deze beoordeling.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij schade heeft geleden door het ontbreken van de Wlz-indicatie in de te beoordelen periode. Het verzoek om vergoeding van proceskosten wordt ook afgewezen, omdat dit niet is verzocht in bezwaar en niet wettelijk vereist is voor een veroordeling tot vergoeding. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling plaatsvindt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van proceskosten.