ECLI:NL:RBDHA:2024:2606
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.G.M. van Zutphen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. N. Schoonbrood, had echter besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als reden dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 januari 2024 behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, F. Said. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL23.39055, behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.