In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2015 zijn gehuwd. De man heeft op 23 december 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide partijen. De man verzoekt de echtscheiding uit te spreken en een partneralimentatie van € 3.850,- per maand vast te stellen, terwijl de vrouw verweer voert en zelfstandig de echtscheiding verzoekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er geen ouderschapsplan is overgelegd, wat een procesvereiste is bij een echtscheiding. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de partneralimentatie vastgesteld op € 476,- per maand, rekening houdend met de financiële situatie van beide partijen. De vrouw heeft een fictief inkomen vastgesteld op basis van haar eerdere verdiensten in Nederland, terwijl de man een WGA-uitkering ontvangt. De rechtbank heeft ook de verdeling van de woning en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden behandeld, waarbij is besloten dat de vrouw € 135.000,- uit de overwaarde van de woning zal ontvangen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding.