ECLI:NL:RBDHA:2024:2577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1281, NL24.1282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op basis van homoseksualiteit en zorgvuldigheid van het gehoor

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag behandeld. Eiser, die stelt homoseksueel te zijn, heeft op 29 december 2023 een nieuwe asielaanvraag ingediend, vlak voor zijn geplande uitzetting. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 12 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 13 februari 2024 heeft eiser aangevoerd dat zijn homoseksualiteit door verweerder ten onrechte ongeloofwaardig is geacht. Hij heeft problemen met zijn familie en vreest voor vervolging bij terugkeer naar Marokko. Eiser stelt dat hij niet eerder over zijn homoseksualiteit heeft kunnen praten vanwege de onvrijheid in zijn land en de omstandigheden tijdens zijn eerdere asielgehoor. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het gehoor zorgvuldig is verlopen en dat eiser zelf het gehoor heeft afgebroken.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig heeft gemaakt. Eiser heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens omtrent zijn homoseksualiteit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De beslissing van de staatssecretaris blijft in stand, evenals het terugkeerbesluit en het inreisverbod van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1281 (beroep) en NL24.1282 (voorlopige voorziening).

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

(gemachtigde: mr. [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 29 december 2023 een herhaalde asielaanvraag ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 12 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.1281) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL24.1282) te treffen.
1.4
Het beroep en de voorlopige voorziening zijn op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. E.V. Appeldoorn als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1984 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Op 29 december 2023 heeft eiser vlak voor zijn geplande uitzetting opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. Eiser heeft aan zijn herhaalde asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Marokko gevaar loopt, vanwege zijn gestelde homoseksualiteit en problemen met zijn familie.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksualiteit;
Problemen met familie.
Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd, maar verweerder is voor deze procedure uitgegaan van de persoonsgegevens zoals die door eiser zijn verstrekt. Verweerder heeft de gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig geacht. De gestelde problemen met familie heeft verweerder ook ongeloofwaardig geacht. Nu Marokko als veilig land van herkomst heeft te gelden en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig is, heeft verweerder geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2] . Gelet op al het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser vindt dat verweerder zijn homoseksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij wijst erop dat in zijn land van herkomst geen vrijheid bestaat om over homoseksualiteit te praten en dat hij daarom niet eerder heeft kunnen verklaren over dit onderwerp, zeker nu hij in detentie zat en ondervraagd werd door een persoon van een andere nationaliteit. Eiser stelt nooit te hebben begrepen dat er destijds een asielaanvraag werd behandeld. Ook heeft verweerder onvoldoende betrokken dat eiser zijn standpunt niet nader heeft kunnen onderbouwen, omdat hij zijn telefoon waarop veel foto’s stonden is kwijtgeraakt. Daarnaast waren er - voorafgaand aan het afbreken van het gehoor - al problemen ontstaan in de communicatie met de tolk en is het gehoor onzorgvuldig verlopen. Er zijn volgens hem in het dossier aanwijzingen te vinden voor frictie tussen de hem, de tolk en de contactambtenaar. Ook stelt hij dat het gehoor voor langere tijd is onderbroken omdat hij en de tolk een hoogoplopende ruzie hebben gehad. De tolk zou volgens eiser hebben gezegd dat als het waar is dat hij een homo is, het terecht is dat zijn familie hem wil afmaken. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat hij weliswaar is gehoord volgens de Werkinstructie [3] , maar dat zijn cultuur hem belet om over zijn gevoelens omtrent zijn homoseksuele geaardheid te praten. Ook heeft verweerder ten onrechte verwacht dat hij kennis heeft van de LHBTI-gemeenschap in het land van herkomst en/of Nederland, nu hij afkomstig is van het platteland en daar geen organisaties zijn die opkomen voor zijn rechten en er ook niet of nauwelijks toegang is tot het internet.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In beroep zijn geen gronden aangevoerd tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling van het derde relevante element, de problemen met de familie. Dit element is daarom geen onderdeel van het geschil in beroep. Partijen twisten in beroep enkel nog over de geloofwaardigheidsbeoordeling van de homoseksuele geaardheid van eiser en over de vraag of het gehoor zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zorgvuldigheid gehoor
6. De rechtbank ziet in het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag geen aanknopingspunten dat het gehoor onzorgvuldig is verlopen. In het rapport van gehoor opvolgende aanvraag is te lezen dat eiser het gehoor zelf heeft afgebroken, omdat hij er klaar mee was. De rechtbank stelt vast dat in het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag is te lezen dat de gehoorambtenaar meermaals heeft uitgelegd wat het doel is van het gesprek en waarom het belangrijk is dat eiser ingaat op de vragen die worden gesteld. Ook heeft de gehoorambtenaar eiser erop gewezen wat het gevolg is van het voortijdig afbreken van het gesprek. [4] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het de eigen keuze van eiser is geweest het gehoor voortijdig af te breken. Dat de tolk enig verwijt valt te maken volgt de rechtbank niet. In het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag is te lezen dat er een half uur pauze is gehouden, [5] maar dit maakt het gehoor op zichzelf niet onzorgvuldig. Dat er een verhitte discussie op de gang heeft plaatsgevonden tussen eiser en de tolk, wat daarvan ook zij, maakt dit niet anders. Uit het rapport van het gehoor opvolgende aanvraag blijkt ook niet dat eiser op enig moment heeft aangegeven dat hij zich onveilig voelde door de tolk en/of dat hij een andere tolk wilde. Dit betoog slaagt niet.
Geloofwaardigheid homoseksuele geaardheid
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig is. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
7.1.
Verweerder heeft eiser kunnen tegenwerpen dat hij tot het allerlaatste moment heeft gewacht om over zijn homoseksualiteit te vertellen en pas op het moment van zijn aanstaande uitzetting een asielaanvraag vanwege dit motief heeft ingediend. Verweerder heeft kunnen stellen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Dat eiser tijdens het asielgehoor in de eerste procedure niet zou hebben begrepen dat het om een asielaanvraag ging – wat hiervan ook zij – en dat hij ook vanwege de onvrijheid hierover te praten in zijn land van herkomst niet eerder over zijn homoseksuele geaardheid heeft verklaard, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft eiser immers niet zozeer tegengeworpen dat hij niet bij zijn eerste aanvraag over zijn homoseksuele geaardheid heeft verklaard, maar dat hij tot het allerlaatste moment, vlak voor zijn aanstaande uitzetting, heeft gewacht om hierover te vertellen.
7.2.
Verweerder heeft verder kunnen tegenwerpen dat eiser vaag, oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn gestelde geaardheid en weinig tot geen inzicht heeft kunnen geven in zijn eigen beleving van zijn homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft er in dit verband op kunnen wijzen dat eiser het gehoor vroegtijdig heeft afgebroken, zodat niet alle thema’s van WI 2019/17 aan bod zijn gekomen. Dat eiser niet meer wilde meewerken aan het gehoor heeft verweerder hem in het kader van de geloofwaardigheid kunnen aanrekenen. De rechtbank stelt met verweerder vast dat het zwaartepunt van de beoordeling hierdoor is komen te liggen op de antwoorden van eiser op de vragen over zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid en wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser het merendeel van de vragen heeft beantwoord met het antwoord dat hij graag seks wilde hebben en dat lekker vindt en heeft nagelaten enig inzicht te geven in zijn gedachten en gevoelens ten aanzien van zijn homoseksualiteit. Zo valt niet in te zien waarom eiser niet meer kan verklaren over de beleving van zijn eerste seksuele ervaring met zijn buurjongen, nu hij heeft aangegeven dat zijn homoseksuele geaardheid een grote rol speelde in zijn jeugd en zijn leven ingrijpend heeft veranderd. Eiser heeft geen inzicht gegeven in zijn gedachten en gevoelens rondom de acceptatie van zijn homoseksualiteit, maar enkel verklaard dat het “prima zo” is. Ook heeft verweerder tegen kunnen werpen dat eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom hij verbaasd was over de ontdekking van zijn seksuele geaardheid en dat hij wisselend heeft verklaard over de houding van zijn familie tegenover homoseksualiteit. De stelling van eiser dat in zijn land van herkomst geen vrijheid bestaat om over homoseksualiteit te praten, maakt niet dat van eiser niet verlangd kan worden dat hij enig inzicht kan geven in zijn gevoelens en gedachten rondom zijn gestelde homoseksuele geaardheid.
7.3.
De stelling van eiser dat hij afkomstig is van het platteland en daarom weinig kennis heeft over de LHBTI-gemeenschap in zijn land van herkomst doet aan het voorgaande niet af. Omdat eiser het gehoor vroegtijdig heeft afgebroken, is dit thema uit de WI 2019/17 namelijk niet beoordeeld. Ook blijft staan dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachten en gevoelens omtrent zijn homoseksualiteit. Dat eiser zijn telefoon met foto’s en andere bewijsmiddelen is kwijtgeraakt, komt voor zijn eigen rekening en risico. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is daarom ongegrond. Ook het terugkeerbesluit en het inreisverbod van twee jaar blijven in stand.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, f, g en h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
4.Zie pagina 8 en 9 van het rapport van gehoor opvolgende aanvraag.
5.Zie pagina 6 rapport van gehoor opvolgende aanvraag.