ECLI:NL:RBDHA:2024:2575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
927180121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en oplichting door minderjarige verdachte met gebruik van identiteitsgegevens van anderen

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en oplichting. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur voor het verduisteren van een scooter en het medeplegen van oplichting, het gebruik maken van identificerende persoonsgegevens van anderen en witwassen. De feiten vonden plaats tussen oktober 2021 en juni 2022, waarbij de verdachte betrokken was bij grootschalige oplichtingspraktijken die meerdere slachtoffers hebben getroffen, waaronder webwinkels en kredietverstrekkers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van persoonsgegevens van anderen om goederen te bestellen en deze te laten bezorgen, waarbij zij zich voordeed als een bonafide koper. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij betrokken was bij bepaalde bestellingen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de positieve ontwikkeling van de verdachte, die inmiddels een baan heeft en zich heeft gehouden aan de voorwaarden van de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De inbeslaggenomen voorwerpen zijn verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-271801-21 en 09-106213-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 29 februari 2024
Tegenspraak
[vonnis] van de rechtbank Den Haag in [de] zaken tegen de verdachte:
[verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 15 februari 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. J-F Grégoire te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Dagvaarding I (09-271801-21)
Verduistering van een scooter van [slachtoffer] , gepleegd op 4 oktober 2021 in Zoetermeer.
Dagvaarding II (09-106213-22)
Feit 1: medeplegen van oplichting, gepleegd in de periode van 9 november 2021 tot en met 2 maart 2022 in Zoetermeer en/of Rotterdam;
Feit 2: medeplegen van het gebruik maken van identificerende persoonsgegevens van een ander, gepleegd in de periode van 1 november 2021 tot en met 2 maart 2022 in Zoetermeer;
Feit 3: medeplegen van witwassen, dan wel (eenvoudig) schuldwitwassen, gepleegd in de periode van 9 november 2021 tot en met 13 juni 2022 in Zoetermeer.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I en II ten laste gelegde.
Op specifieke standpunten zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het bij dagvaarding II met parketnummer 09-106213-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde, voor wat betreft de bestellingen van
[aangever 6] bij Slaapkamerpret en [naam] bij Gooxboxone. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte betrokken is geweest bij het plaatsen van deze bestellingen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte eerlijk heeft verklaard over alle tenlastegelegde feiten. De verdachte kan zich deze bestellingen niet herinneren en zegt dat zij ze niet heeft geplaatst. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke (bewijs)verweren zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.3
Partiële vrijspraak – dagvaarding II feiten 1 en 2
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bij dagvaarding II met parketnummer 09-106213-22, voor wat betreft de bestellingen van [aangever 6] bij webwinkel Slaapkamerpret en [naam] bij webwinkel Gooxboxone, van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Voor het standpunt van de officier van justitie dat de verdachte bovengenoemde onderdelen van de feiten alleen, dan wel samen met één of meer anderen heeft gepleegd biedt het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten. Het is niet gebleken dat het de verdachte is geweest die bij de online bestellingen van de goederen bij deze webwinkels gebruik heeft gemaakt van persoonsgegevens of adresgegevens van [aangever 6] en [naam] . Daarnaast is niet vast komen te staan dat met betrekking tot deze bestellingen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n). Er kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en ook over een eventuele bijdrage van de verdachte biedt het dossier onvoldoende informatie. Daar komt bij dat de verdachte bij de politie en op de zitting zeer open heeft verklaard, zelfs over bestellingen die zij buiten de ten laste gelegde periode heeft geplaatst. De rechtbank acht de ontkenning van de verdachte met betrekking tot de eerder genoemde bestellingen hierom betrouwbaar.
De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de verdachte zich ten aanzien van de bestellingen van [aangever 6] en [naam] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en het medeplegen van het gebruik maken van hun identificerende persoonsgegevens. Daarnaast kan de rechtbank op grond van het procesdossier niet vaststellen dat de verdachte een webwinkel heeft bewogen tot afgifte van meubels. Ten slotte kan evenmin worden vastgesteld dat de verdachte incassobureau(s) Coed Incasso en/of Infoscore heeft bewogen tot het aangaan van een schuld en/of tot het verlenen van een dienst. De verdachte zal daarom van die onderdelen (partieel) worden vrijgesproken.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen dagvaarding I en II
De rechtbank zal voor de bewezenverklaring van de overige onderdelen van de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van dagvaarding I:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, basisteam Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 81). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 februari 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 4 oktober 2021
(p. 47-50).
Ten aanzien van dagvaarding II:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummer 3] , van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam/Voorburg, basisteam Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 831). De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 13 juni 2022 (p. 384-399);
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 21 december 2022
(p. 820-826);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 28 november 2021 (p. 435-438);
4. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 17 februari 2022 (p. 448-449);
5. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , opgemaakt op 12 januari 2022 (p. 486-488);
6. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , opgemaakt op 19 januari 2022
(p. 526-528);
7. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , opgemaakt op 30 december 2021 (p. 552-554);
8. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , opgemaakt op 27 januari 2022 (p. 579-580);
9. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , opgemaakt op 15 januari 2022
(p. 585-586);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] , opgemaakt op 10 januari 2022 (p. 595-597);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] , opgemaakt op 21 november 2021 (p. 615-617);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] , opgemaakt op 30 maart 2022 (p. 656-657);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 9] , opgemaakt op 22 maart 2022
(p. 696-671);
14. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] , opgemaakt op 19 maart 2022 (p. 713-715);
14. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [aangever 10] , opgemaakt op 25 maart 2022 (p. 718-719);
14. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] , opgemaakt op 18 april 2022 (p. 736-737);
14. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 11] , opgemaakt op 11 maart 2022
(p. 747-748);
18. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 12] , opgemaakt op 29 december 2021 (p. 757-759);
18. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 13] , opgemaakt op 1 maart 2022 (p. 782-784).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
ten aanzien van dagvaarding I
zij op 4 oktober 2021 te Zoetermeer opzettelijk een scooter (merk La Souris Sourini, kenteken [nummer 1] ), toebehorende aan [slachtoffer] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
ten aanzien van dagvaarding II
1.
zij, op meerdere tijdstippen in de periode van 9 november 2021 tot en met
1 februari2022 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, Zalando en Loavies en Voltes en Tobedressed en Parfumdreams en Sansonline en Pyjamaonline en Parfumerie Akzene Gmbh en Beddengoeddeals en Yoursurprise en Shein en Stuntwinkel en Ballonnenparade en Van Os Tassen en Koffers en Infinite Styles Ecommerce CO en Marioswitch en Boerenvoordeel en MarioWii en Blisso, heeft bewogen,
- tot de afgifte van enig goed, te weten een of meerdere kledingstukken en parfums en/of beddengoed en/of levensmiddelen en/of elektronica en/of sieraden en/of make-up en/of spellen en/of decoratie en/of een segway-ninebot scooter, en Billink en Afterpay en Klarna heeft bewogen,
- tot het aangaan van een schuld, door zich te verplichten het aankoopbedrag aan de webwinkel te vergoeden en
- tot het verlenen van een dienst, door kredietdienstverlening te verlenen aan de koper,
door (telkens):
- zich uit te geven als bonafide koper, en
- met (persoons)gegevens van anderen bestellingen te plaatsen bij voornoemde (web)winkels, en
- gebruik te maken van de kredietdienstverlening van voornoemde kredietverstrekkers, en
- de bestellingen in ontvangst te nemen en op te halen en/of te laten ophalen en/of op een door verdachte opgegeven locatie te laten bezorgen;
2.
zij, op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2021 tot en met
1 februari2022 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten de naam en/of het adres van [aangever] en [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4] en [aangever 5] en
[aangever 6] en [aangever 7] en [aangever 8] en [aangever 9] en [aangever 10] en
[aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] , heeft gebruikt, door:
- ( telkens) onbevoegd de namen (en/of afgeleiden van deze namen) en/of adressen van voornoemde personen te gebruiken als fictieve klant(gegevens) voor het bestellen van een of meerdere producten, met het oogmerk om hun identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
3.
zij, op meerdere tijdstippen in de periode van 9 november 2021 tot en met 13 juni 2022 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, van meerdere kledingstukken en parfums en beddengoed en levensmiddelen en elektronica en sieraden en make-up en spellen en decoratie en een segway-ninebot scooter,
- de herkomst heeft verborgen en heeft verhuld, wie de rechthebbende op deze voorwerpen zijn en deze voorwerpen,
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, dat die voorwerpen, geheel, onmiddellijk, afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan een gedeelte van 55 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Daarbij is primair verzocht om als bijzondere voorwaarde een maandelijkse storting van een bedrag van € 100,- in het Schadefonds Geweldsmisdrijven op te leggen, voor de duur van 24 maanden. Subsidiair heeft de officier van justitie, naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie, oplegging van een geldboete van € 2.400,-, subsidiair 48 dagen vervangende jeugddetentie gevorderd, waarbij de geldboete kan worden voldaan in maandelijkse termijnen van € 100,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, de lange duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis en het blanco strafblad van de verdachte verzocht om de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke werkstraf met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, dan wel dat een deel van deze werkstraf voorwaardelijk wordt opgelegd. Daarnaast staat de verdachte ervoor open om een geldbedrag in het Schadefonds Geweldsmisdrijven te storten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in oktober 2021 schuldig gemaakt aan verduistering van een scooter. Zij heeft daarmee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van een ander en zij heeft het vertrouwen van het slachtoffer, dat haar in goed vertrouwen een testrit op haar scooter liet maken, beschaamd. Daarnaast heeft de verdachte met haar strafbare gedrag schade veroorzaakt aan de scooter.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van verschillende webwinkels, kredietverstrekkers en personen en het medeplegen van witwassen van meerdere voorwerpen. Door de verdachte en/of de medeverdachten zijn, met persoons- en adresgegevens van anderen, op naam van die anderen goederen besteld bij webwinkels. Zij kozen bij het plaatsen van de bestelling voor een achterafbetaaldienst, zoals Afterpay, Billink of Klarna. De bestelde goederen werden vervolgens geleverd op het adres van een benadeelde of op een afhaalpunt van een pakketdienst. Daar werden de goederen door de verdachte, dan wel de medeverdachten opgehaald. De aldus verkregen goederen zijn daarna door de verdachte en de medeverdachten witgewassen door de goederen zelf te houden, aan naasten te geven, of door te verkopen en hiervoor geld te ontvangen. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat webwinkels aan hun klanten geven door het betalen met een achterafbetaaldienst mogelijk te maken. Dit vertrouwen is essentieel in het handelsverkeer.
Oplichtingspraktijken zoals in deze zaak bewezenverklaard schaden ook het vertrouwen van consumenten in betaaldiensten zoals Billink, Afterpay en Klarna en vergroten het risico op ontwrichting van het economisch verkeer.
De verdachte heeft op de hiervoor omschreven wijze een groot aantal bestellingen geplaatst en heeft de achterafbetaaldiensten voor aanzienlijke bedragen benadeeld. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat zij niet alleen bedrijven heeft benadeeld, maar ook dat zij de persoons- en adresgegevens van een groot aantal particulieren onbevoegd heeft gebruikt. Zij heeft deze mensen daarmee veel overlast en stress bezorgd omdat zij – onder andere – via incassobureaus werden geconfronteerd met betalingsverplichtingen die zij niet zelf waren aangegaan. Ten minste één van de benadeelde partijen heeft als gevolg van deze ten onrechte geregistreerde schulden ook problemen ondervonden in de uitoefening van haar beroep.
De bewezenverklaarde feiten betreffen ernstige feiten, omdat de integriteit van het financieel en economisch verkeer hiermee telkens wordt aangetast. De verdachte heeft met het plegen van de voornoemde feiten uitsluitend oog gehad voor haar eigen financiële gewin, wat ook blijkt uit de zeer grote hoeveelheid bestellingen die zij in de relatief korte periode heeft geplaatst. Zij heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van haar handelen voor anderen en voor de samenleving in het algemeen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 januari 2024, waaruit is gebleken dat zij niet eerder is veroordeeld. Nu dit het uitgangspunt is, heeft dit gegeven verder geen invloed op de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 12 februari 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de [deskundige] ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – dat de verdachte zich heeft gehouden aan de schorsende voorwaarden en dat de samenwerking met de jeugdreclassering goed is verlopen. De verdachte heeft haar leven inmiddels weer op orde, erkent positiever en zelfverzekerder in het leven te staan en heeft geprofiteerd van de ingezette hulpverlening. Het contact met de jeugdreclassering en de Waag zal worden afgesloten en de verdachte heeft zelf een coach gezocht. De verdachte werkt 34 uur per week in een kledingwinkel en heeft onlangs een vast contract gekregen. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (voorwaardelijke) werkstraf op te leggen.
Tot slot heeft de deskundige, [jeugdreclasseerder] , op de terechtzitting van 15 februari 2024 medegedeeld dat de verdachte de afspraken met de jeugdreclassering altijd goed heeft nageleefd. De deskundige heeft geadviseerd om, gelet op de lange schorsingsperiode en de positieve ontwikkeling die de verdachte heeft laten zien, geen straf meer op te leggen. Hij heeft zich, indien een straf toch passend wordt geacht, aangesloten bij het strafadvies van de Raad.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van de hierna te noemen duur opleggen.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. Deze termijn begint op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld, bijvoorbeeld door de inverzekeringstelling.
De verdachte is op 8 oktober 2021 en 13 juni 2022 in verzekering gesteld. Daarmee is op deze data de redelijke termijn aangevangen en de rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn in beide zaken is overschreden met respectievelijk 12 en 4 maanden. Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaken geen sprake van bijzondere omstandigheden die een overschrijding rechtvaardigen. Als de redelijke termijn in beide zaken niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een andersoortige of hogere straf hebben opgelegd, zoals gevorderd door de officier van justitie.
In verband met de overschrijding van de redelijke termijn, de open proceshouding van de verdachte en ook vanwege de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Daarbij heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte haar zeer open en eerlijke (proces)houding meegewogen, evenals de omstandigheid dat zij na afronding van haar behandeling bij de Waag op eigen initiatief een coach heeft benaderd voor behoud van extra ondersteuning in het dagelijks leven. Dit schetst haar vastberadenheid en motivatie om te werken aan haar toekomst. Op basis hiervan ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel aan de werkstraf te verbinden. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de verdachte niet meer zal recidiveren.
Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde in de vorm van een storting in het Schadefonds Geweldsmisdrijven, overweegt de rechtbank - ten overvloede - als volgt. Een storting in het Schadefonds Geweldsmisdrijven houdt geen verband met de schade van de slachtoffers van de oplichtingspraktijken van de verdachte. Daarnaast neemt een dergelijke storting niet weg dat de slachtoffers hun schade nog steeds op de verdachte kunnen verhalen. De rechtbank geeft de verdachte het vertrouwen dat zij, als deze slachtoffers zich bij haar melden, zoals zij ook ter zitting heeft aangegeven, bereid is om hun schade te vergoeden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voornoemde bijzondere voorwaarde aan de verdachte op te leggen. Voor het opleggen van de subsidiair door de officier van justitie gevorderde geldboete ziet de rechtbank, mede in het licht van het voorgaande, eveneens geen aanleiding.
7. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 1.428,25 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 500,- met afwijzing van het overige en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering benadeelde partij gedeeltelijk moet worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-, zoals in december 2021 door de officier van justitie aan de verdachte als transactie is voorgesteld bij het OM-hoorgesprek.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I (09-271801-21) bewezenverklaarde feit, ter grootte van € 498,90. Dit bedrag bestaat uit de posten kappen set, spiegel set, koplamp rand, voetsteun links en remhendel links, alsmede de helft van de arbeidskosten. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. De verdachte is tijdens het maken van de proefrit met de scooter ten val gekomen. Uit het schriftelijk verslag van het OM-hoorgesprek van 13 december 2021 blijkt dat de verdachte aansprakelijkheid erkent voor voornoemde posten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 498,90 aan materiële schade. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, omdat de gestelde schade weliswaar is geleden door het bewezenverklaarde feit, maar die schade redelijkerwijs niet aan de verdachte kan worden toegerekend omdat ook een ander dan de verdachte schade heeft veroorzaakt aan de scooter.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 4 oktober 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I (09-271801-21) bewezenverklaarde feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 498,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 oktober 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .
8. De vordering van de benadeelde partij [aangever 11] en de schadevergoedingsmaatregel
[aangever 11] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert vergoeding van een bedrag van € 750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij het gevorderde bedrag verminderd tot een bedrag van € 500,-.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op het ontbreken van een objectieve onderbouwing van de vordering, afgewezen moet worden, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bij dagvaarding II (09-106213-22) onder 2 bewezenverklaarde feit. Gelet op de toelichting van de benadeelde partij ter aanvulling op de motivering van haar vordering, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,-. Het is niet ongebruikelijk dat slachtoffers van dit soort delicten nog gedurende langere tijd stress- en angstklachten kunnen ondervinden. Daarnaast weegt de rechtbank in het bijzonder het beroep van de benadeelde partij mee. Zij werkt bij een deurwaarderskantoor en wordt ieder jaar gescreend. De schulden die op haar naam zijn komen te staan hebben voor problemen op haar werk gezorgd. De rechtbank vindt het daarom voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de door haar omschreven stressklachten en andere problemen heeft ondervonden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering volledig toewijzen tot een bedrag van € 500,- aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 17 november 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II (09-106213-22) onder 2 bewezenverklaarde feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 november 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 11] .

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan de vordering van de officier van justitie ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van de bij dagvaarding II (09-106213-22) onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verkregen. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 231b, 321, 326, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte de bij dagvaarding I (09-271801-21) en II (09-106213-22) ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van dagvaardingI (09-271801-21):
verduistering;
ten aanzien van dagvaarding II(09-106213-22):
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting,en
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan,
en
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van witwassen,en
witwassen, meermalen gepleegd;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook nu zij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] deels toe tot een bedrag van € 498,90 euro aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 oktober 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 498,90 euro, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 oktober 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de vordering van de benadeelde partij [aangever 11] en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 11] toe tot een bedrag van € 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 november 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever 11] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,- euro, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 17 november 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [aangever 11] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 tot en met 24 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Bromfiets (Omschrijving: [nummerrreeks] , iva e-go s2, bouwjaar 2022)
  • 1 STK Koptelefoon (Omschrijving: [nummerreeks 2] , Wit, merk: Apple Airpods)
  • 1 STK Computer (Omschrijving: [nummerreeks 3] , Grijs, merk: Hp)
  • 1 STK Filmapparatuur (Omschrijving: [nummerreeks 4]
  • 1 STK Computerspel (Omschrijving: [nummerreeks 5] , Nitendo Switch)
  • 1 STK Afstandsbediening (Omschrijving: [nummerreeks 6] , Shein controller)
  • 1 STK Koptelefoon (Omschrijving: [nummerreeks 7] , Wit, merk: Apple Airpods)
  • 1 STK Kentekenbewijs (Omschrijving: [nummerreeks 8] )
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 9] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 10] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 11] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 12] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 13] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 14] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 15] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 16] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 17] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 18] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 19] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 20] , Lebara)
  • 1 STK Telefoonkaart (Omschrijving: [nummerreeks 22] , Lebara)
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [nummerreeks 23] , roze, merk: Apple)
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [nummerreeks 23] , ZWART, merk: APPLE)
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [nummerreeks 24] , ZWART, merk: APPLE)
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.H. Rochat, kinderrechter, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, kinderrechter,
en mr. S. van der Harg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 februari 2024.