Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, die Algerijnse nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 7 december 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 22 februari 2024 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris het bestreden besluit had gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, waarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. De eiser betwistte de tijdigheid van het terugnameverzoek van Frankrijk, aangezien hij eerder een asielaanvraag had ingediend in Nederland op 25 oktober 2022. De rechtbank concludeerde echter dat het terugnameverzoek tijdig was ingediend en dat de eerdere asielaanvraag niet relevant was voor de beoordeling van de huidige aanvraag.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en werd openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.