ECLI:NL:RBDHA:2024:2556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/09/658649 / KG ZA 23-1089
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verbod op verspreiding van beschuldigingen van verkrachting in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.C. Schouten, een verbod vorderde op de verspreiding van een beschuldiging van verkrachting die in een biografie van [gedaagde 1] is opgenomen. Eiser stelt dat het verhaal in het boek over hem gaat, hoewel zijn naam niet wordt genoemd. De rechter heeft geoordeeld dat de beschuldiging niet onrechtmatig is, omdat het voor de gemiddelde lezer niet duidelijk is dat het verhaal over eiser gaat. De rechter heeft vastgesteld dat de beschuldiging al in 2012 door [gedaagde 1] aan vrienden en kennissen is gecommuniceerd, en dat eiser zijn kant van het verhaal inmiddels in de media heeft verteld. Hierdoor is er een evenwicht ontstaan, waardoor er geen aanleiding is om in kort geding voorzieningen te treffen. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 4.174,--.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/658649 / KG ZA 23/1089
Vonnis in kort geding van 1 maart 2024
in de zaak van
[eiser], woonplaats kiezende op het kantooradres van zijn advocaat,
eiser,
advocaat mr. P.C. Schouten te Breda,
tegen:

1.[gedaagde 1] te [woonplaats 1] ,

2.
[de uitgever]te [vestigingsplaats] ,
3.
[de auteur]te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaten mr. A. Kijl te Amsterdam en mr. S.M. Diekstra te Leiden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘eiser’, ‘ [gedaagde 1] ’, ‘de uitgever’ en ‘de auteur’.
Samenvatting van het geschil en de beslissing van de kortgedingrechter
In maart 2023 is een boek verschenen met daarin het levensverhaal van [gedaagde 1] . In dit boek vertelt [gedaagde 1] dat zij op een avond in augustus 2010 is verkracht door iemand die in de gevangenis heeft gezeten. Eiser zegt dat voor iedereen duidelijk is dat het verhaal over die verkrachting over hem gaat, ook al wordt zijn naam niet genoemd in het boek. Volgens eiser heeft hij op die avond wel seks gehad met [gedaagde 1] , maar was dat uit vrije wil; hij heeft haar zeker niet verkracht. Eiser vindt daarom dat het boek onrechtmatig is. In dit kort geding vordert eiser een verbod op het verspreiden van de valse beschuldiging van verkrachting en op de verkoop van het boek. Verder vindt eiser dat de beschuldiging moet worden gerectificeerd en dat gedaagden een voorschot op schadevergoeding moeten betalen.
De rechter in kort geding wijst de vorderingen af. [gedaagde 1] heeft al in 2012 aan vrienden en kennissen verteld dat de seks met eiser tegen haar wil was. Voor die groep vrienden en kennissen is misschien duidelijk dat het verhaal over de verkrachting in het boek over eiser gaat. Maar voor buitenstaanders die het boek lezen en die eiser niet persoonlijk kennen is dat niet zo, omdat de naam van eiser niet in het boek genoemd wordt. Het boek is daarom niet onrechtmatig ten opzichte van eiser. Maar zelfs als dit wel zo zou zijn, dan heeft eiser zijn kant van het verhaal inmiddels verteld in Story en Privé en hij heeft op die manier de beschuldiging in het boek ook buiten de (beperkte) vrienden- en kennissenkring ontkend. Daarmee lijkt een soort van evenwicht te zijn bereikt en daarom bestaat er, zelfs als [gedaagde 1] onrechtmatig handelen zou kunnen worden verweten, geen aanleiding om in kort geding nu nog voorzieningen te treffen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 januari 2024, met producties 1 tot en met 22;
- de door gedaagden overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 19;
- de door eiser overgelegde aanvullende producties 23a en 23b.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 16 februari 2024 achter gesloten deuren plaatsgevonden. De advocaten van zowel eiser als gedaagden hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
1.3.
De datum voor het wijzen van vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
In maart 2023 is de biografie ‘ [het boek] ’ (hierna ‘het boek’) verschenen. Het boek is geschreven door de auteur en beschrijft het levensverhaal van [gedaagde 1] , die bij het publiek bekend is door haar deelname aan een realityserie op televisie. Het boek is uitgegeven door de uitgever.
2.2.
In het boek wordt onder meer het volgende beschreven:
“(…)Op een gegeven moment zei iemand: “Kom, we gaan verstoppertje doen, dan raakt [naam 1] helemáál van het padje af, want die is straalbezopen. Lachen!” Terwijl mijn oog op een bosje aan de kant van een slootje viel, merkte ik dat die gast die net uit de gevangenis kwam, mij volgde. Hij trok mij verder achter dat bosje, ging op zijn rug liggen en trok mij op zijn middel en begon mij te zoenen. Het enige wat ik kon voelen was afschuw en angst. Hij deed mijn bovenkleding uit en maakte mijn bh open.(…)Hij legde mij neer in het gras en verkrachtte mij. Zijn speeksel droop langs mijn wang. Ik weet nog goed dat ik opzij keek en de schaapjes in de wei zag lopen. Dat beeld zal mijn hele leven nooit meer vergeten. De anderen jongens merkten het waarschijnlijk niet eens, want ik was niet in staat om om hulp te schreeuwen of überhaupt te gillen. Ik was zo bang dat ik helemaal verstijfde en helemaal niks kon doen.(…)Ik was net vijftien toen het gebeurde.(…)
Toen-ie klaar was, trok hij zijn kleding weer aan. En ik daarna de mijne ook. Ik ben terug gegaan naar de anderen en ik heb niks laten merken.(…)
Weet je wat gek is? Ik zie van de groep van die avond [naam 2] nog weleens. Die woonde een tijd met die verkrachter in hetzelfde huis en veel later heb ik hem verteld wat er die avond met mij gebeurd was. En die viel hem toen ik het vertelde niet af. Daar heb ik zo vaak ruzie met [naam 2] over gemaakt, maar op de een of andere manier werd ik niet serieus genomen. En zo waren er later veel meer mensen die het voor hem opnamen.(…) Het is een verkrachter! Hij heeft het later bij een ander meisje, uit [plaats] , ook gedaan, dus ik ben niet de enige. En hij heeft een keer een vriendin van mij gedreigd haar te verkrachten. Het is gewoon tuig, iemand die niet helemaal wijs is.(…)
Nog regelmatig ben ik die vent tegengekomen. Bij een feestje met oud en nieuw bijvoorbeeld. Daar waren dan een stuk of vijftig mensen, dus dan kon ik hem redelijk makkelijk ontwijken. Maar ik heb hem vaak zal bij zijn nek gegrepen. En in ’ [uitgaansgelegenheid] heb ik ‘m een keer een klap op zijn bek gegeven.(…) Dat heeft mij wel opgelucht, want ik heb dan in ieder geval een keer iets terug kunnen doen.(…)
Door een verkrachting wordt er echt iets kapot gemaakt bij je. Na die eerste keer is het me vaker overkomen.(…) Ik heb daarna nog vaker seks gehad tegen mijn wil.(…)”.
Op de achterkant van het boek is voor zover hier van belang vermeld:
“(…) Ze werd onhandelbaar, vluchtte in de drank en werd op haar vijftiende verkracht door een ex-bajesklant.(…)”
2.3.
In de media (waaronder in het televisieprogramma ‘Humberto’, het radioprogramma ‘De Perstribune’, YouTube-kanaal ‘Open Casa’, het televisieprogramma ‘Who’s that girl’ en in een aantal kranten) is diverse keren aandacht besteed aan het boek en het daarin beschreven leven van [gedaagde 1] , waaronder aan de door [gedaagde 1] in het boek beschreven verkrachting.
2.4.
Eiser heeft naar aanleiding van het verschijnen van het boek een interview gegeven aan het weekblad Story, dat op 29 november 2023 in het tijdschrift is gepubliceerd. Eiser heeft in dit interview (waarin zijn naam niet wordt genoemd) onder meer verteld dat hij in een nieuwsbericht had gelezen dat in het boek een verhaal staat over een verkrachting door een ‘ex-bajesklant’ en dat hij toen wist dat dat over hem gaat. Verder heeft eiser in het interview verklaard dat hij [gedaagde 1] niet heeft verkracht, dat zij haar beschuldiging al jaren geleden heeft “rondgebazuind” en dat hij er erg van geschrokken is dat zij haar verhaal nu in een boek heeft vastgelegd. In het artikel heeft eiser vervolgens uitgebreid beschreven wat er volgens hem in augustus 2010 tussen hem en [gedaagde 1] is gebeurd, waarom hij in jeugddetentie heeft gezeten en hoe zijn contact met [gedaagde 1] sinds het voorval in augustus 2010 is verlopen.
2.5.
De advocaat van eiser heeft in een brief van 4 december 2023 (samengevat) aan gedaagden meegedeeld dat eiser van mening is dat hij in het boek vals wordt beschuldigd van verkrachting van [gedaagde 1] en dat gedaagden onrechtmatig jegens hem handelen. Daarbij zijn gedaagden gesommeerd om hun onrechtmatige handelen te staken en is aan hen meegedeeld dat eiser hen aansprakelijk houdt voor de door hem geleden en nog te lijden schade.
2.6.
Op 6 december 2023 is in Story een artikel verschenen waarin verklaringen zijn opgenomen van personen die in de buurt waren bij het voorval in augustus 2010 en die in het artikel als ooggetuigen worden gepresenteerd. Deze verklaringen hebben de strekking dat de seks tussen eiser en [gedaagde 1] vrijwillig was en dat van verkrachting geen sprake is geweest.
2.7.
Eiser heeft op 7 december 2023 bij de politie aangifte van smaad tegen [gedaagde 1] gedaan vanwege de in het boek geuite beschuldiging van verkrachting.
2.8.
Medio december 2023 is in het weekblad Privé (nummer 50/2023) een interview met eiser (wederom: niet bij naam genoemd) verschenen, dat hij heeft gegeven op het kantoor van zijn advocaat. Ook in dit interview heeft eiser zijn kant van het verhaal verteld en de beschuldiging van verkrachting ontkend. Daarnaast heeft hij gesproken over de aangifte van smaad die hij tegen [gedaagde 1] heeft gedaan en over deze kortgedingprocedure.
2.9.
Op 12 januari 2024 heeft [gedaagde 1] bij de politie aangifte van verkrachting tegen eiser gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert (zakelijk weergegeven):
I.
primairgedaagden te verbieden om (a) berichten te publiceren/informatie te verspreiden waarin wordt vermeld dat eiser [gedaagde 1] of anderen heeft verkracht, (b) berichten te publiceren/informatie te verspreiden waarin wordt vermeld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik of seksueel geweld of dat hij een ex-bajesklant/crimineel is en/of dat hij tijd in (jeugd)detentie heeft doorgebracht en om (c) de naam of bijzondere persoonsgegevens van eiser openbaar te maken of te verspreiden, althans
subsidiairgedaagden te verbieden om op een in goede justitie te bepalen wijze negatieve uitlatingen of berichten over eiser te plaatsen op internet of in de media;
II.
primair(a) de uitgever te verplichten om de verhandeling van de eerste vijf drukken van het boek te staken en om de gedistribueerde boeken terug te roepen en (b) om de beschuldiging in de volgende drukken van het boek te schrappen door de pagina’s met betrekking tot de aan eiser toegeschreven verkrachting aan te passen, althans
subsidiair(c) het boek niet anders te verhandelen dan met een inlegvel met een rectificatie, (d) gedaagden te bevelen om de in de dagvaarding vermelde rectificatie te plaatsen op hun website/sociale mediakanalen en (e) gedaagden te bevelen om uitlatingen met betrekking tot de in het boek geuite beschuldigingen van sociale media en/of referentiewebsites te verwijderen;
III. een en ander op straffe van een dwangsom;
IV. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot van in totaal € 38.015,-- op de door eiser geleden materiële schade;
V. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door eiser geleden immateriële schade van
primair€ 50.000,--, althans subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag;
VI. althans een andere in goede justitie te bepalen beslissing te nemen,
een en ander met veroordeling van gedaagden in de volledige proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe stelt eiser – samengevat – het volgende. In het boek heeft [gedaagde 1] eiser ervan beschuldigd dat hij haar in de zomer van 2010 heeft verkracht. Hoewel eiser niet betwist dat hij in die periode seks heeft gehad met [gedaagde 1] , is hij van mening dat geen sprake is geweest van verkrachting. Als gevolg van de beschuldiging in het boek wordt eiser door kennissen, vrienden en dorpsgenoten met de nek aangekeken. Eiser heeft daarnaast mentaal veel last gehad van de aandacht die in de media is besteed aan het boek en de daarin geuite beschuldiging. Ook is eiser als gevolg van de beschuldiging in het boek een goed betaalde positie misgelopen. Met de valse beschuldiging en het schrijven/publiceren van het boek hebben gedaagden onrechtmatig ten opzichte van eiser gehandeld en eiser heeft daarom belang bij toewijzing van de door hem gevorderde voorzieningen om een einde te maken aan dit onrechtmatige handelen en alvast een deel van zijn schade vergoed te krijgen.
3.3.
Gedaagden voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang?
4.1.
Gedaagden hebben allereerst betwist dat eiser een spoedeisend belang bij toewijzing van zijn vorderingen heeft. Dit verweer slaagt niet. Eiser heeft onder meer aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij door de uitingen van gedaagden in zijn eer en goede naam wordt aangetast en dat hij daardoor schade lijdt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang daarmee gegeven is. Dat het boek al in maart 2023 is verschenen verandert dat niet, nu denkbaar is dat eerst enige tijd na het verschijnen van het boek de impact van de beschuldiging in dat boek tot eiser is doorgedrongen. Of de stellingen van eiser juist zijn en een of meer vorderingen toewijsbaar zijn, zal hierna worden beoordeeld.
Beoordelingskader
4.2.
De vraag die in dit kort geding beantwoord moet worden is of de passages in het boek met betrekking tot de gebeurtenis in augustus 2010, die door [gedaagde 1] wordt omschreven als verkrachting, jegens eiser zijn aan te merken als onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Alleen als dat zo is bestaat er immers aanleiding voor de door eiser gevorderde beperking op de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, EVRM) van [gedaagde 1] . Dit betekent dat het belang van [gedaagde 1] om zich vrij te kunnen uitlaten en deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk debat moet worden afgewogen tegen het belang van eiser om verschoond te blijven van uitingen die leiden tot een aantasting van zijn eer en goede naam en van ontoelaatbare inbreuken op de persoonlijke levenssfeer (als onderdeel van het in artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM neergelegde recht op privacy). Het antwoord op de vraag welk van deze grondrechten zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle relevante omstandigheden van het geval.
4.3.
Bij de beoordeling van de onrechtmatigheid van uitlatingen jegens een ander moet onderscheid worden gemaakt tussen feitelijke beweringen of beschuldigingen enerzijds en het kenbaar maken van een negatief waardeoordeel of een mening anderzijds, in die zin dat vooral bij feitelijke beweringen of beschuldigingen relevant is of deze steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Bij waardeoordelen of meningen is dit minder van belang, al zullen ook deze enige feitelijke onderbouwing moeten hebben om rechtmatig te kunnen worden geuit.
Onrechtmatig handelen?
4.4.
Eiser en [gedaagde 1] verschillen van mening over de aard van het seksuele contact dat zij in augustus 2010 met elkaar hebben gehad. Volgens [gedaagde 1] heeft zij tegen haar wil seks gehad en is sprake van verkrachting, eiser is van mening dat van dwang geen sprake is geweest. Wie van hen gelijk heeft is in het kader van dit kort geding niet vast te stellen. In de strafzaak die eventueel zal volgen op de aangifte van verkrachting die [gedaagde 1] in januari 2024 tegen eiser heeft gedaan, komt mogelijk meer duidelijkheid over de feitelijke toedracht van het voorval in augustus 2010. Tegen die achtergrond moet de vraag beantwoord worden of de uitlatingen van [gedaagde 1] in het boek al dan niet onrechtmatig zijn jegens eiser. Daarbij acht de voorzieningenrechter het volgende belang.
4.5.
Het boek is een biografie, waarin de auteur heeft beschreven wat er tot nu toe in het leven van [gedaagde 1] is gebeurd. Voor de gemiddelde lezer zal duidelijk zijn dat het bij de in het boek beschreven verhalen gaat om de beleving van [gedaagde 1] en niet om feiten. Daarbij weegt mee dat [gedaagde 1] geen onderzoeksjournalist is, maar een lid van een realitysterrenfamilie, die haar ervaringen op een wellicht wat ongeremde wijze met de lezer heeft willen delen in een boek.
4.6.
In het boek wordt aandacht besteed aan verschillende situaties waarin volgens [gedaagde 1] sprake is geweest van seksueel contact tegen haar zin. [gedaagde 1] heeft gesteld dat zij dit maatschappelijk belangrijke thema in haar boek heeft willen bespreken, om steun te bieden aan meisjes en vrouwen die hetzelfde is overkomen. Daarbij wordt onder meer het seksuele contact tussen eiser en [gedaagde 1] in augustus 2010 besproken, maar dit voorval staat niet centraal in het boek. In dat licht bezien is onvoldoende gebleken dat [gedaagde 1] de rol van eiser in het bijzonder heeft willen belichten of dat zij zijn handelen in het bijzonder aan de kaak heeft willen stellen. Dit geldt te meer nu de naam van eiser niet in het boek wordt genoemd.
4.7.
Weliswaar heeft eiser gesteld dat de in het boek beschreven gebeurtenis in augustus 2010 naar hem herleidbaar is, maar hij heeft de juistheid van dit standpunt niet aannemelijk gemaakt. Eiser is geen bekende Nederlander en onaannemelijk is dat voor de lezer die hem niet persoonlijk kent duidelijk is wie de persoon is op wie [gedaagde 1] bij de beschrijving van dit voorval doelt.
4.8.
Binnen de kring van vrienden en kennissen in de omgeving waarin eiser en [gedaagde 1] zijn opgegroeid heeft [gedaagde 1] al in 2012 verteld dat zij vond dat het fysieke contact met eiser onder dwang heeft plaatsgevonden en zij noemde het voorval toen ook al verkrachting. Eiser was daar destijds ook van op de hoogte en hij heeft daarover ook contact gezocht met [gedaagde 1] , door haar erop aan te spreken. Vast staat dat dit er niet toe heeft geleid dat [gedaagde 1] van mening is veranderd.
4.9.
In 2023, circa dertien jaar na het voorval in augustus 2010, heeft [gedaagde 1] haar boek uitgebracht. Uit de stellingen van eiser is naar voren gekomen dat dit boek weliswaar voor hem geen nieuwe informatie bevat, maar dat hij er bezwaar tegen heeft dat [gedaagde 1] haar verhaal nu – vrij vertaald – “aan de grote klok hangt”. Hoewel aan eiser moet worden toegegeven dat het voor zijn directe omgeving (de kring van vrienden en kennissen) misschien duidelijk is dat het beschreven voorval in augustus 2010 over hem gaat, heeft hij onvoldoende concreet gemaakt dat die kring door de publicatie van het boek ruimer is geworden dan deze al was of dat het boek ertoe heeft geleid dat nu ook voor buitenstaanders, die niet tot die groep vrienden en kennissen behoren, duidelijk is wie degene is door wie [gedaagde 1] stelt te zijn verkracht. In zoverre heeft de publicatie van het boek dan ook niets veranderd. Ook de door [gedaagde 1] in het boek beschreven ontmoetingen met eiser ná het voorval in augustus 2010 zijn niet concreet herleidbaar naar eiser, althans eiser heeft dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat eiser een goed betaalde zakelijke samenwerking is misgelopen door toedoen van de publicatie van het boek heeft hij wel gesteld, maar – tegenover de betwisting ervan door [gedaagde 1] – onvoldoende onderbouwd.
4.10.
Onder deze omstandigheden is onvoldoende aannemelijk geworden dat de in het boek opgenomen passage over het voorval in augustus 2010 onrechtmatig is ten opzichte van eiser, ook niet voor zover deze er binnen de kring van vrienden en kennissen toe zou hebben geleid dat er een verband is gelegd met eiser. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat uit enkele uit die kring afkomstige uitlatingen, bijvoorbeeld de door eiser overgelegde WhatsApp-conversatie en de in Story vermelde “getuigenverklaringen”, blijkt dat de beschuldiging van [gedaagde 1] met een korrel zout wordt genomen. Om elk misverstand daarover weg te nemen: het is dus niet zo dat de voorzieningenrechter meer geloof zou hechten aan het relaas van [gedaagde 1] . Wat er werkelijk gebeurd is in 2010 kan de voorzieningenrechter eenvoudigweg niet beoordelen.
4.11.
Zelfs als over het voorgaande anders geoordeeld zou moeten worden, dan bestaat voor het treffen van een voorziening in kort geding geen grond meer. Eiser heeft immers zelf het initiatief genomen om voorafgaand aan het aanhangig maken van deze kortgedingprocedure de publiciteit te zoeken om zijn kant van het verhaal te vertellen. In de interviews die hij heeft gegeven en die door Story en Privé zijn gepubliceerd heeft eiser de door [gedaagde 1] gegeven beschrijving van de gebeurtenissen in augustus 2010 met klem weersproken en daarbij heeft hij benadrukt dat volgens hem van verkrachting geen sprake is geweest. Met de publicatie van die interviews is het standpunt van eiser ook buiten de (beperkte) kring van vrienden en kennissen naar voren gebracht. Daarmee lijkt een soort van evenwicht te zijn bereikt dat tot de conclusie dwingt dat, zelfs al zou [gedaagde 1] onrechtmatig handelen te verwijten zijn, het treffen van een voorziening in kort geding nu niet meer passend is.
De gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding
4.12.
De voorzieningenrechter zal gelet op het voorgaande ook geen (voorschot op een) schadevergoeding toewijzen. Voor zover eiser zijn gestelde schade op gedaagden wil verhalen, zal hij zich moeten wenden tot de bodemrechter. In een bodemprocedure kan immers (nader) feitenonderzoek plaatsvinden, waarbij ook de resultaten van het politieonderzoek naar aanleiding van de recente aangifte van [gedaagde 1] kunnen worden betrokken. Zou op basis daarvan alsnog geconcludeerd kunnen worden dat [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van eiser, dan is die bodemprocedure bovendien meer geschikt voor een beoordeling van de omvang van de schade en de daarbij te beantwoorden vragen, zoals die naar het causaal verband.
Slotsom en proceskosten
4.13.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van eiser worden afgewezen. Eiser wordt dus in het ongelijk gesteld en hij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gedaagden worden begroot op:
  • griffierecht € 2.889,--
  • salaris advocaat € 1.107,--
  • nakosten
Totaal € 4.174,--
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt eiser in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op € 4.174,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als eiser niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet eiser € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt eiser tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.
mvt