ECLI:NL:RBDHA:2024:2523
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning op 1 januari 2021, die was vastgesteld op € 438.000. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 388.000.
Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door twee taxateurs. De rechtbank heeft het verzoek tot uitstel van de zitting afgewezen, omdat de gemachtigde van de belanghebbende niet tijdig voor vervanging had gezorgd. De rechtbank heeft vervolgens de argumenten van de heffingsambtenaar beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning had bepaald op basis van vergelijkingsobjecten en dat er voldoende rekening was gehouden met de verschillen tussen deze objecten en de woning van de belanghebbende. Ook werd vastgesteld dat de heffingsambtenaar had voldaan aan zijn toezendplicht met betrekking tot de opgevraagde gegevens in de bezwaarfase.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.