Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 3 januari 2024 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 februari 2024 zijn eiseres en haar gemachtigde echter niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen beroepsgronden had ingediend in haar beroepschrift. Op 4 januari 2024 heeft de rechtbank eiseres verzocht om deze gronden uiterlijk op 11 januari 2024 in te dienen, met de waarschuwing dat het beroep anders niet-ontvankelijk verklaard zou worden. Ondanks deze waarschuwing heeft eiseres geen beroepsgronden ingediend of laten indienen. De rechtbank heeft ook geen verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding kunnen vaststellen.
Gelet op het ontbreken van beroepsgronden heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen aanleiding meer was om dit verzoek te behandelen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan geraadpleegd worden via rechtspraak.nl.