Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 22 januari 2024 was genomen, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak op 29 januari 2024 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. Ruijs, en een tolk, I.D.O. Onwuegbuchu. De verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.C. van Ossenbruggen - Theodoulou.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser alle gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag lagen, heeft betwist. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden onder 3b en 3c feitelijk juist en voldoende gemotiveerd waren. De eiser had zich sinds 2010 in Nederland bevonden zonder melding te maken van zijn illegale verblijf en had een terugkeerbesluit ontvangen, maar hieraan geen gevolg gegeven. De rechtbank concludeerde dat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, waardoor de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 februari 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.