Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam 1], eiser,
[naam 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, hier aangeduid als eiser, die van Ghanese nationaliteit is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 januari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de kennisgeving van de staatssecretaris, die gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep, behandeld in combinatie met een eerder beroep dat eiser had ingesteld onder zaaknummer NL24.5465. Tijdens de zitting op 23 februari 2024, die via telehoren werd gehouden, was eiser aanwezig in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig in de rechtbank in Groningen.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de kennisgeving onterecht heeft gedaan, aangezien eiser al op 14 februari 2024 beroep had ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Dit maakte dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van het beroep dat door de kennisgeving was ingediend. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.