ECLI:NL:RBDHA:2024:2505

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
NL24.6442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving bewaring en niet-ontvankelijkheid beroep inzake vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, hier aangeduid als eiser, die van Ghanese nationaliteit is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 januari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de kennisgeving van de staatssecretaris, die gelijkgesteld werd met een door eiser ingesteld beroep, behandeld in combinatie met een eerder beroep dat eiser had ingesteld onder zaaknummer NL24.5465. Tijdens de zitting op 23 februari 2024, die via telehoren werd gehouden, was eiser aanwezig in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig in de rechtbank in Groningen.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de kennisgeving onterecht heeft gedaan, aangezien eiser al op 14 februari 2024 beroep had ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Dit maakte dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van het beroep dat door de kennisgeving was ingediend. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser,

alias
[naam 2],
geboren op [geboortedatum],
van Ghanese nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S. Akkas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met het beroep met zaaknummer NL24.5465, op 23 februari 2024 met behulp van telehoren op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een tolk verschenen op de rechtbank in Groningen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de kennisgeving onnodig heeft gedaan, omdat eiser zelf al op 14 februari 2024 beroep tegen het voortduren van de bewaring heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser dat is geregistreerd onder zaaknummer NL24.5465 bovendien inhoudelijk beoordeeld. Deze omstandigheden maken dat eiser geen procesbelang heeft bij een beoordeling van het onderhavige beroep dat door de kennisgeving als zodanig namens eiser is ingediend.
2. De rechtbank zal daarom dit beroep niet ontvankelijk verklaren.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.