ECLI:NL:RBDHA:2024:2436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
NL23.29844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiseres op grond van artikel 31 Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 februari 2024, wordt het beroep van een Ethiopische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. De eiseres, geboren in Ethiopië, had op 21 juli 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 1 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 28 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiseres, haar gemachtigde en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is. De eiseres heeft gesteld dat zij in 2014 actief is geworden voor de Oromo Federalist Congress (OFC) en dat zij in 2016 is gearresteerd vanwege haar politieke activiteiten. Ondanks haar verklaringen over vervolging en problemen in Ethiopië, heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Ethiopië een gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank heeft daarbij ook de verbeterde situatie in Ethiopië in overweging genomen, evenals het feit dat de OFC niet als risicogroep wordt aangemerkt.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiseres verworpen en geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat de eiseres bij terugkeer naar Ethiopië risico loopt op vervolging. De uitspraak eindigt met de verklaring dat het beroep ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29844

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,eiseres,
geboren op [geboortedatum] ,
van Ethiopische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak gaat het over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag van 21 juli 2021. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 1 september 2023 deze aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, een tolk, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en verweerder zijn aanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Asielrelaas
4. Eiseres, heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in 2014 actief is geworden voor OFC en dat zij daarna lid is geworden van OFC. Eiseres steunde ook de jongerenbeweging. De steun van eiseres bestond eruit in het betalen van geldcontributies en het verzamelen van geld van mensen in het buitenland. Ook maakte zij jongeren bewust om deel te nemen aan de beweging, verzamelde zij problemen van de jongeren en maakte deze kenbaar aan leidinggevenden. Eiseres was een soort tussenpersoon. Eiseres is rond het Irecha feest opgepakt. Mensen gingen toen protesteren en hierna is door de regering een onderzoek ingesteld. Mensen werden in hun huis opgezocht en opgepakt. Bij eiseres is dit op 7 oktober 2016 gebeurd. Zij had alleen een schoudertas bij zich en dit was meteen na de protesten. Eiseres was zelf niet bij het Irecha feest op dat moment, maar iedereen werd opgepakt die tot OFC behoorde. Eiseres is vervolgens gevangen genomen voor een korte periode vanwege haar activiteiten voor de partij. Daarna heeft eiseres geen activiteiten meer verricht maar de beschuldigingen gingen door. Eiseres heeft ook verklaard dat zij in Nederland via de gemeenschap haar politieke visie heeft geuit en dat zij heeft meegedaan aan demonstraties in Den Haag, die zijn uitgezonden op een regio tv in Ethiopië. Ook publiceert zij berichten op Facebook en heeft zij een brief van de Oromo vereniging in Nederland overgelegd. Eiseres verklaarde dat zij werd toegedicht betrokken te zijn geweest bij OLF. De politie is naar haar huis geweest toen de politie in juni 2020 vanwege detentie van haar broer naar haar ouderlijke woning ging. De moeder van eiseres heeft tegen de politie gezegd dat haar dochter in het buitenland aan het studeren was. Eiseres heeft verklaard dat iedere Oromo die naar het buitenland gaat, wordt bestempeld als OLF aanhanger. Eiseres heeft Ethiopië in 2018 verlaten en is in mei 2021, voor drie weken, teruggekeerd.
Het bestreden besluit
4.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1.identiteit, nationaliteit, herkomst;
2.lidmaatschap OFC en politieke activiteiten in Ethiopië;
3. Arrestatie en detentie van eiseres in 2016;
4. Politieke activiteiten voor OFC in Nederland;
5. Problemen vanwege toegedichte betrokkenheid OLF;
6. Problemen vanwege uithuwelijking.
4.2.
Verweerder heeft de relevante elementen 1 tot en met 4 geloofwaardig geacht. Ten aanzien van het geloofwaardig geachte relevante elementen 4 (politieke activiteiten voor OFC in Nederland) is overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op grond van dit element bij terugkeer naar Ethiopië een gegronde vrees voor vervolging heeft en daarom niet als vluchteling op grond van het Vluchtelingenverdrag kan worden aangemerkt. Ook is niet aannemelijk geworden dat eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Ethiopië. Relevante elementen 5 en 6 zijn ongeloofwaardig geacht. Voor verweerder bestaat daarom geen grond om eiseres een vergunning te verlenen op één van de gronden van artikel 29, eerste lid, Vw. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vw.
5. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op wat eiseres heeft aangevoerd zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
Oordeel van de rechtbank
Verwijzing naar de zienwijze
6. Voor zover eiseres erop heeft gewezen dat al hetgeen in de zienswijze is aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waarop de rechtbank dient in te gaan. Verweerder is in het bestreden besluit immers uitgebreid ingegaan op de zienswijze van eiseres. Daarom zal de rechtbank uitsluitend ingaan op wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd.
Geloofwaardigheid problemen vanwege toegedichte betrokkenheid OLF
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiseres problemen heeft gekregen doordat zij persoonlijk gelinkt werd aan OLF. Verweerder heeft daarbij in de eerste plaats mogen betrekken dat eiseres in 2018 is vetrokken uit Ethiopië, maar in mei 2021 voor de duur van drie weken is teruggekeerd naar Ethiopië en op dat moment geen problemen heeft ondervonden. Ook heeft verweerder hierbij kunnen betrekken dat van een directe, acute en ernstige noodzaak om persoonlijk terug te keren, ondanks het door eiseres gestelde risico, namelijk dat ze al jaren gevaar loopt, niet is gebleken. Eiseres heeft immers verklaard dat haar moeder heeft gezegd dat zij niet moest terugkeren, omdat het te gevaarlijk zou zijn [1] en dat haar moeder enkel om geld vroeg en eiseres daarom geld vanuit Nederland had kunnen sturen om haar broer vrij te kopen. Verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat het betoog van eiseres dat elke Oromo die naar het buitenland gaat, wordt gezien als aanhanger van OLF zich niet verhoudt met het zonder acute reden terugkeren naar Ethiopië, ook al is het voor drie weken. Eiseres was zich immers bewust van het risico dat zij liep door terug te gaan. Het betoog dat eiseres de arrestatie van haar broer niet kon voorzien, in paniek raakte en een vlucht heeft geboekt, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verweerder heeft er ook terecht op gewezen dat OLF vanaf november 2022 een erkend, officiële politieke partij is. Verweerder heeft ook mogen betrekken dat eiseres in 2018 al wist dat ze niet wilde terugkeren, dat ze in mei 2021 tegen haar moeder had gezegd niet meer terug te keren, terwijl zij pas in juli 2021 asiel heeft aangevraagd in Nederland. Verweerder heeft eiseres dan ook kunnen tegenwerpen dat niet valt in te zien waarom ze zich niet direct heeft gemeld en dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. De stelling dat urgentie ontbrak omdat eiseres een verblijfsvergunning regulier had heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verweerder heeft dan ook reeds gelet op voorgaande kunnen concluderen dat de problemen vanwege toegedichte betrokkenheid OLF ongeloofwaardig zijn.
Toetsing van het geloofwaardig geachte relevante element politieke activiteiten voor OFC in Nederland
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder met betrekking tot dit relevante element eerst heeft beoordeeld of eiseres, als lid van OFC behoort tot een risicogroep, zoals dat wel is gebeurd met het OLF en OLF-Shene (OLA). Eiseres stelt dat zij als lid van OFC tot een risicogroep behoort. Eiseres heeft ook gesteld dat op het moment dat zij naar het buitenland vertrok, zij beschuldigd werd van betrokkenheid bij OLF-Shene.
8.1.
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Verweerder kan een groep als risicogroep aanwijzen als blijkt dat vervolging van vreemdelingen die tot die groep behoren, voorkomt [2] . Vreemdelingen die tot een aangewezen risicogroep behoren, kunnen met geringe indicaties aannemelijk maken dat de problemen die verband houden met een van de vervolgingsgronden, een gegronde vrees voor vervolging opleveren. Met WBV 2023/9 van 18 april 2023 [3] heeft verweerder een aantal groepen als risicogroep voor Ethiopië aangewezen, waaronder OLF-Shene (OLA). In het landenbeleid voor Ethiopie [4] heeft verweerder OLF-Shene (OLA) als risicogroep aangewezen, maar OFC niet. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen grond voor het oordeel dat verweerder daar ten onrechte van heeft afgezien. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder hierbij heeft kunnen betrekken dat de situatie in Ethiopië is verbeterd waardoor aanhangers van het OLF niet langer worden aangemerkt als risicogroep en dat ook meeweegt dat OLF inmiddels een erkend, officiële politieke partij is. Leden en aanhangers van OLF-Shene (OLA) wel worden beschouwd als risicogroep, maar daartoe behoort eiseres niet. Hier komt bij dat reeds hiervoor is geoordeeld dat toegedichte betrokkenheid van OLF niet aannemelijk is gemaakt door eiseres. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres vanwege haar activiteiten voor het OFC of als vermeend lid van OLF-Shene (OLA) in de negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten staat en bij terugkeer het risico loopt om vervolgd te worden. De door eiseres aangehaalde rapporten [5] , kunnen niet tot een ander oordeel leiden, nu die rapporten met name zien op gewelddadigheden gericht op OLF-leden en aanhangers. De enkele stelling dat het onderscheid tussen OFC en OLF niet heel duidelijk zou zijn, kan ook niet tot een ander oordeel leiden. De beroepsgronden slagen niet.
8.2.
Verweerder heeft ook beoordeeld of de politieke activiteiten van eiseres in Nederland bij terugkeer naar Ethiopië een gegronde vrees voor vervolging opleveren en heeft vervolgens, naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte, overwogen dat dat niet het geval is. Daartoe heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiseres zelf heeft verklaard dat de activiteiten in Nederland niet voor OFC waren. Eiseres heeft immers verklaard dat de organisatie in Nederland geen politieke organisatie is, maar een civiele organisatie, een gemeenschap [6] en dat zij haar politieke standpunten op een vredige manier wil uiten. Over haar rol tijdens de demonstraties heeft eiseres verklaard geen prominente rol te hebben. Verweerder heeft hierbij ook kunnen betrekken dat de filmpjes op Youtube, waarop de demonstraties in Den Haag te zien zijn een gering bereik hebben. De enkele stelling dat ze wellicht reeds meerdere keren door de Ethiopische overheid zijn bekeken, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Daarnaast blijkt uit het ambtsbericht [7] dat de Ethiopische overheid weliswaar geïnteresseerd is in de activiteiten van mensen in het buitenland, maar niet dat zij middelen heeft voor effectieve monitoring daarvan. Marginale oppositionele activiteiten als het bijwonen van demonstraties, worden niet direct als een dreiging gezien en zullen ook niet opvallen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten door eiseres niet aannemelijk is gemaakt en dat er daarom geen concrete aanwijzingen zijn dat eiseres bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De beroepsgronden slagen niet.
9. Verweerder heeft zich tot slot onder verwijzing naar openbare bronnen [8] , niet ten onrechte en afdoende gemotiveerd op het standpunt gesteld, dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat sprake is van dermate grootschalig, willekeurig en wijdverspreid geweld dat eiseres, als willekeurige burger, enkel door haar aanwezigheid in Ethiopië, Oromia, een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiseres heeft dit standpunt niet gemotiveerd betwist.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder op goede gronden eiseres niet in aanmerking doen komen voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bld. 12 nader gehoor.
2.Zie paragraaf C2/3.2 Vreemdelingencirculaire 2000
3.Staatscourant 21 april 2023, nr. 11677
4.Paragraaf C7/14.3.2. Vc.
5.Rapporten van The Armed Conflict Location & Event Data Project (ACLED) van juni en september 2023
6.Zie bld. 23 nader gehoor.
7.Algemeen ambtsbericht Ethiopië van november 2022.
8.Rapport van 4 augustus 2023 van UNOCHA, Ethiopia- Situation Report en een artikel van 3 mei 2023 van Reuters: First round of peace talks between Ethiopia and Oromo rebels ends without deal.