ECLI:NL:RBDHA:2024:2417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van WIA- en ZW-uitkering na medische beoordeling en deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in twee zaken die betrekking hebben op de afwijzing van een WIA-uitkering en de beëindiging van een ZW-uitkering voor eiseres. Eiseres, die voorheen als kraamverzorgster werkte, meldde zich in oktober 2019 ziek met psychische en rugklachten. De aanvraag voor een WIA-uitkering werd in oktober 2021 afgewezen, en de ZW-uitkering werd in december 2021 beëindigd. Eiseres heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij deskundigen zijn benoemd voor een medisch onderzoek. De deskundigen concludeerden dat de verzekeringsartsen van het Uwv de functionele mogelijkheden van eiseres correct hebben vastgesteld en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de eerdere beoordelingen. De rechtbank volgde de conclusies van de deskundigen en oordeelde dat de afwijzing van de WIA-uitkering en de beëindiging van de ZW-uitkering terecht waren. Eiseres kreeg in beide zaken geen gelijk, en de beroepen werden ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/2972 en SGR 22/3111

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Polat),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. [naam] ).

Inleiding

In het besluit van 12 oktober 2021 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 6 oktober 2021 afgewezen.
In het besluit van 6 april 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 ongegrond verklaard.
In het besluit van 20 december 2021 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 22 december 2021 beëindigd.
In het besluit van 31 maart 2022 (bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is geregistreerd onder het kenmerk SGR 22/3111. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is geregistreerd onder het kenmerk SGR 22/2972.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben hierna nadere stukken ingediend.
De zaken zijn gevoegd op de zitting van 6 juni 2023 behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken heropend en bepaald dat psychiater
J.A. Bouwens als deskundige wordt benoemd voor het instellen van een medisch onderzoek.
Hierna is op verzoek van psychiater Bouwens ook verzekeringsarts J. Cheng benoemd, waarna een gecombineerd psychiatrisch-verzekeringsgeneeskundig onderzoek naar de gezondheidssituatie van eiseres is verricht. Op 8 november 2023 hebben psychiater Bouwens en verzekeringsarts Cheng (de deskundigen) aan de rechtbank gerapporteerd. Partijen hebben niet inhoudelijk op het rapport gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat nader onderzoek ter zitting
achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedures vooraf ging
1.1
Eiseres werkte voorheen als kraamverzorgster voor gemiddeld 27,13 uur per week. Zij meldde zich op 9 oktober 2019 ziek met psychische klachten en rugklachten. Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Verweerder heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Op 30 juni 2021 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2
Hierna is een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 september 2021. De arbeidsdeskundige vindt eiseres aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 17,95%. Omdat dit minder dan 35% is, heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering. Hierna heeft verweerder het primaire besluit 1 genomen.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft hierna een medisch onderzoek verricht. Hij ziet geen argumenten om af te wijken van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts. De beperkingen die zijn vastgesteld in de FML van 26 september 2021 blijven hetzelfde. De arbeidsdeskundige b&b ziet ook geen aanleiding om af te wijken van de conclusie van de eerste arbeidsdeskundige. De functies die de eerste arbeidsdeskundige geschikt vindt voor eiseres, vindt de arbeidsdeskundige b&b ook geschikt. In het bestreden besluit 1 heeft verweerder daarom het primaire besluit gehandhaafd.
2.1
Eiseres meldde zich met ingang van 15 november 2021 opnieuw ziek met dezelfde psychische en lichamelijke klachten. Op dat moment had zij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Naar aanleiding van de ziekmelding is aan eiseres opnieuw een ZW-uitkering toegekend. Na een medisch onderzoek heeft verweerder in het primaire besluit 2 vastgesteld dat eiseres vanaf 22 december 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
2.2
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit 2. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder een medisch onderzoek laten uitvoeren. De verzekeringsarts b&b heeft vastgesteld dat de belastbaarheid van eiseres, afgezet tegen de WIA-beoordeling, niet wezenlijk anders is. Eiseres is daarom op medische gronden geschikt voor het verrichten van de functies die in het kader van de WIA-beoordeling zijn geselecteerd. In het bestreden besluit 2 heeft verweerder deze bevindingen overgenomen en het primaire besluit 2 gehandhaafd.
Standpunt van eiseres
3. Ter zitting is namens eiseres naar voren gebracht dat de verzekeringsarts b&b de psychische klachten van eiseres heeft onderschat. Er zijn hiervoor onvoldoende beperkingen opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Er is volgens de gemachtigde van eiseres sprake van een ernstige depressie, hetgeen onvoldoende is onderkend door de verzekeringsartsen. Er was weliswaar in de zomer van 2021 sprake van een opleving en daardoor een vermindering van de psychisch klachten, maar in het najaar is er in de privésfeer iets gebeurd waardoor de psychische klachten bij eiseres weer zijn toegenomen. Zij is toen voor behandeling doorverwezen naar psycholoog J. Léonard bij wie zij in januari 2022 onder behandeling kwam. Eiseres verwijst in dit verband naar de beschikbare medische informatie van de psycholoog van 24 januari 2022 en 31 mei 2022, waarin onder meer vermeld staat dat werkhervatting voor eiseres is uitgesloten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. In geschil is of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 6 oktober 2021 heeft vastgesteld op minder dan 35% en terecht heeft geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Daarnaast is in geschil of verweerder terecht de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 22 december 2021 heeft beëindigd.
5. Omdat bij de rechtbank in beide zaken enige twijfel was gerezen over de juistheid van de medische beoordeling van verweerder, heeft de rechtbank de deskundigen benoemd voor het verrichten van een gecombineerd psychiatrisch-verzekeringsgeneeskundig onderzoek. In de separaat opgestelde rapporten van 8 november 2023 hebben de deskundigen de vragen van de rechtbank beantwoord. De deskundigen hebben vastgesteld dat bij eiseres op 6 oktober en op 22 december 2022 sprake was van een (persisterende) depressieve stoornis, matig van ernst, chronische aspecifieke rugklachten en diabetes mellitus type 2, insuline afhankelijk. Deskundige Cheng is na bestudering van het rapport van deskundige Bouwens tot de conclusie gekomen dat de verzekeringsartsen van verweerder de FML op adequate wijze hebben opgesteld. Er zijn geen aanwijzingen dat per de data in geding (6 oktober en 22 december 2021) meer of zwaardere beperkingen gelden. Concreet betekent dit dat de deskundigen van oordeel zijn dat in de FML voldoende rekening is gehouden met klachten en beperkingen die mogelijk voortvloeien uit de matig ernstige depressieve stoornis.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank ziet aanleiding om de conclusies van de deskundigen te volgen. Eiseres en verweerder hebben de conclusies ook niet betwist. Hieruit volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres op 6 oktober en 22 december 2021 correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies, die zijn geselecteerd op basis van de FML, de mogelijkheden van eiseres overschrijdt.
Conclusie
7. Vergelijking van het inkomen dat eiseres per 6 oktober 2021 in de geselecteerde functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, leidt tot een verlies aan verdienvermogen van 17,95%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door verweerder dus terecht bepaald op minder dan 35%. Dit betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden per 6 oktober 2021 een WIA-uitkering is geweigerd.
8. Nu de belastbaarheid van eiseres op 6 oktober en 22 december 2021 volgens deskundige Cheng gelijk is, heeft verweerder eveneens terecht en op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres per 22 december 2021 beëindigd. Eiseres is per die datum geschikt voor het verrichten van de in het kader van de WIA-beoordeling geduide functies.
9. De beroepen gericht tegen de bestreden besluiten 1 en 2 zijn ongegrond. Eiseres krijgt dus in beide zaken geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.