In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de boete die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan eiser is opgelegd voor het omzetten van woonruimte zonder de benodigde vergunning. De boete, oorspronkelijk vastgesteld op € 20.000,- bij besluit van 22 september 2022, werd in een later besluit op 23 november 2023 verlaagd naar € 10.000,-. Eiser heeft op 17 april 2023 beroep ingesteld tegen het eerste besluit, en verzocht om een proceskostenvergoeding in zowel bezwaar als beroep. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk is, omdat verweerder met het tweede besluit aan eiser tegemoet is gekomen. Eiser had verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar, maar dit verzoek was niet tijdig gedaan volgens de voorwaarden van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de proceskostenvergoeding alleen betrekking kan hebben op de kosten in beroep. Eiser krijgt een vergoeding van € 875,- voor de rechtsbijstand, en het betaalde griffierecht van € 184,- moet ook door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.