ECLI:NL:RBDHA:2024:2381
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende verblijfsrecht EU-onderdaan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een EU-onderdaan, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn verblijfsrecht werd beëindigd en hij ongewenst werd verklaard. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet totdat er op zijn bezwaar was beslist.
Het primaire besluit werd genomen op 24 januari 2023, en na het indienen van bezwaar, werd op 31 augustus 2023 een bestreden besluit genomen. Verzoeker had ook beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld en vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in de zaak met nummer NL23.30859, die betrekking had op het beroep van verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.