ECLI:NL:RBDHA:2024:238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 11 januari 2024, wordt het beroep van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 15 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de beoordeling van de asielaanvraag alleen relevant is in het kader van een reguliere aanvraag op humanitaire gronden.
De rechtbank overweegt dat de argumenten van eiseres in haar beroepsgronden voornamelijk een herhaling zijn van wat eerder in de zienswijze is gesteld. De rechtbank concludeert dat deze herhalingen niet voldoende zijn om de beslissing van de staatssecretaris te weerleggen. Eiseres had ook aangevoerd dat zij een intake had gehad bij AVIM en dat zij 30 dagen bedenktijd had gekregen, maar de rechtbank stelt vast dat deze informatie niet relevant is voor de Dublinprocedure.
De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Frankrijk zich houdt aan internationale mensenrechtenverplichtingen. Eiseres heeft niet aangetoond dat Frankrijk zijn verplichtingen niet nakomt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres terecht buiten behandeling heeft gesteld en dat zij kan worden overgedragen aan Frankrijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.