ECLI:NL:RBDHA:2024:2354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/09/646266 / FA RK 23-2854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en zorgkorting in het kader van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de moeder verzocht om een wijziging van de kinderalimentatie, met een verhoging van 15% van het eerder vastgestelde bedrag, omdat de zorgkorting vervalt nu er geen omgang meer is tussen de vader en het kind. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het vervallen van de zorgkorting invloed heeft op de behoefte van het kind en dit zou moeten leiden tot een herberekening. De moeder heeft echter geen berekening in het geding gebracht, waardoor het verzoek niet voldoende onderbouwd was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de vader van 2012 tot 2017 gehuwd zijn geweest en dat zij samen een minderjarig kind hebben. Bij een eerdere beschikking is de echtscheiding uitgesproken en zijn afspraken over de kinderalimentatie vastgelegd. De vader was verplicht om maandelijks € 570,- te betalen, maar door gewijzigde omstandigheden, waaronder het wegvallen van de omgang, heeft de moeder verzocht om een verhoging van de alimentatie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgkorting van 15% niet zomaar kan worden verhoogd zonder een nieuwe berekening, die ontbreekt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de zorgkorting wordt toegepast op de behoefte van het kind en niet op de alimentatie zelf. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen, omdat er onvoldoende onderbouwing was voor de gevraagde wijziging van de alimentatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2854
Zaaknummer: C/09/646266
Datum beschikking: 7 februari 2024

Alimentatie

Beschikking op het op 13 april 2023 ingekomen verzoek van:

[moeder] ,

de moeder,
wonende te [buitenland] ,
advocaat: mr. J.C.G.J. van der Linden te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek te 's-Gravenhage, voorheen mr. T. Grootenhuis te
's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • de brief van 20 juni 2023, inclusief bijlage, van de zijde van de moeder.
Op 10 januari 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: mr. M. Nizamoeddin (waarnemend voor mr. J.C.G.J. van der Linden) en de vader met zijn advocaat.

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van [huwelijksdag 1] 2012 tot [huwelijksdag 2] 2017.
  • Zij zijn de ouders van het nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats].
  • Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2017 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en zijn het convenant en ouderschapsplan opgenomen in de beschikking.
  • In het ouderschapsplan zijn de ouders – voor zover hier van belang – overeengekomen dat de vader met ingang van de datum van de echtscheidingsbeschikking maandelijks aan de moeder € 570,- bij vooruitbetaling zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige], jaarlijks te indexeren, voor het eerst per
1 januari 2018.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 17 oktober 2022 is bepaald dat:
- voortaan alleen de moeder belast is met het ouderlijk gezag over [minderjarige];
- er geen omgangsregeling meer zal gelden tussen [minderjarige] en de vader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 oktober 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] opgeheven, omdat er op dat moment geen mogelijkheden meer waren om het contactherstel tussen de vader en [minderjarige] te bevorderen in het dwingend kader.
  • Als gevolg van de wijziging van rechtswege op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek bedraagt de door de vader te betalen kinderalimentatie sinds
1 januari 2024 € 697,15.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt te bepalen dat de bijdrage die de vader voor [minderjarige] dient te voldoen, maandelijks en per vooruitbetaling, met 15% wordt verhoogd wegens het wegvallen van de zorgkorting, althans dat de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [minderjarige] in goede justitie wordt vastgesteld.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De moeder en [minderjarige] wonen in [buitenland]. In de eerste plaats is daarom de vraag aan de orde of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
De vader, de verweerder, heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland. Op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) is de Nederlandse rechter te 's-Gravenhage daarom bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie.
Op grond van artikel 4 lid 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen is Nederlands recht van toepassing, nu de moeder de procedure in Nederland is gestart.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:401 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
De rechtbank is met de moeder van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat er sinds 17 oktober 2022 geen omgang meer is geweest tussen de vader en [minderjarige].
Inhoudelijke beoordeling
De moeder stelt dat, nu er geen omgang meer is tussen [minderjarige] en de vader, de zorgkorting van 15% waarmee bij de berekening van de kinderalimentatie rekening is gehouden moet komen te vervallen. Zij verzoekt de kinderalimentatie daarom met 15% te verhogen. De moeder heeft haar stelling niet onderbouwd met een concrete berekening.
De rechtbank stelt voorop dat de zorgkorting wordt toegepast op de behoefte van een kind en niet op de alimentatie zelf. Dat betekent dat er een geheel nieuwe berekening zou moeten worden gemaakt. Daarvoor ontbreken echter de stukken. Het verzoek zoals de moeder dat heeft geformuleerd in haar petitum kan daarom niet worden toegewezen.
Nu de moeder haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd met een berekening en bovendien financiële gegevens van zowel de moeder als de vader ontbreken, kan de rechtbankgeen herberekening van de kinderalimentatie maken. De rechtbank wijst het verzoek ook daarom af.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Mochten partijen in onderling overleg tot een herberekening van de alimentatie komen op grond van het feit dat er geen omgang is met [minderjarige], dan lijkt een wijziging van de zorgkorting aangewezen van 15% naar 5%. De rechtbank verwijst hiervoor naar het Rapport Alimentatienormen, waarin is vermeld dat de zorgkorting tenminste 5% van de behoefte bedraagt. Uitzonderingen op de toepassing van de zorgkorting zijn mogelijk als de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf niet heeft, zijn verplichting tot omgang niet nakomt. Hiervan is in dit geval geen sprake, omdat het niet aan de vader te wijten is dat er geen omgang is.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderalimentatie.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, rechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 februari 2024.